Ruwe smele, Deschampsia cespitosa is een gras dat in dichte pollen groeit en het vormt als het ware eilanden in de vegetatie waar het in staat. Dat komt niet alleen doordat de bladeren heel ruw aanvoelen, maar ook doordat ze veel kiezelzuur bevatten. Vee mijdt dit gras dan ook. De bloeiwijzen kunnen erg hoog boven de pol uitsteken. Tijdens de bloei staan de pluimen wijd uitgespreid, maar na de bloei trekken ze weer samen. Milieuveranderingen leiden ook tot uitbreiding van het gras, dat juist aangepast is aan standplaatsen waar soms gedurende een tijd van het jaar water staat, zoals in delen van uiterwaarden.
Een meerjarig gras dat in grote pollen groeit is Ruwe smele, Deschampsia cespitosa (L.) P.Beauv., uit de Grassenfamilie of Poaceae.
Het ondergronds wortelsysteem kan tot een meter diep reiken, vooral bij de grotere pollen. Het aanzien van zo'n pol geeft het idee van een grote toef van bladeren waarbij de buitenste halmen op de onderste knoop naar boven buigen. Er ligt dan een klein stukje van de halm op de grond en op de knoop kan de plant opnieuw wortelen. De planten zijn kaal.
Op de overgang van de bladschede naar de bladschijf van de bladeren aan de bloeistengels of halmen staat een groot vliezig en spits tongetje. Het is soms meer dan een cm lang en bereikt een lengte tot maximaal anderhalve cm. De bladeren, ook die die niet aan de halmen staan, maar uit de pol tevoorschijn komen voelen ruw aan. De meestal vlakke bladeren zijn 2 tot 5 mm breed en kunnen een omgerolde bladrand hebben. De nerven aan de bovenzijde van de bladeren voelen heel ruw aan. Zowel de bladranden als de driehoekige geribde nerven zijn bezet met stekeltjes, waardoor zowel de bladranden als de bovenzijde van de bladeren als een rasp aanvoelen. Als de bladeren nog niet ontluikt zijn, zitten ze gevouwen om de halmen.
Tijdens de bloei spreidt de pluim boven aan de halm zich open waardoor een heel fijn vertakte bloeiwijze zichtbaar wordt. De aartjes zijn 4-7 mm groot. Daarin staan de twee grasbloemen, die weliswaar een kafnaald hebben die onderaan de onderste kroonkafjes (of lemma's) ontspringt, maar deze zijn zo kort dat ze niet buiten de in verhouding grote kelkkafjes uitkomen. De onderste kroonkafjes hebben een stomp boveneinde. De kelkkafjes zijn door kleine stijve haartjes op de rugnerf ruw. Na de bloei trekt de pluim weer samen, waardoor de halmen heel smal lijken en stijf blijven.
Vooral door uitbreiding langs de rand van de grote pollen, doordat de buitenste halmen op de onderste knopen kunnen wortelen, breidt een pol zich gestaag uit, waardoor die steeds meer op horst lijkt. Vanwege de ruwheid van het blad wordt dit gras nauwelijks door vee gegeten, wat gunstig is voor zijn voortbestaan.
MM_201020
Ruwe smele is een kosmopolitische soort van de gematigde en koele streken. In Zuid-Amerika is de soort door toedoen van de mens terecht gekomen. Ze komt in onze contreien in diverse vegetaties voor. Vooral als graslandplant vind je haar in uiterwaarden en ze kan tegen overstroming, doordat ze in staat is in de wortels die tot een meter diep kunnen reiken luchtweefsel te ontwikkelen. Ook bodemverdichting is geen probleem. In beekdalen tref je Ruwe smele ook geregeld aan, en in sommige bossen kan het zich ook goed handhaven, als de bodem lemig is of behoorlijk vochtig.
Ruwe smele is kenmerkend voor loofbossen als er een goede strooiselvertering optreedt; ook is het een goede indicator voor een wat vochtiger bosbodem. Ruwe smele kan ook snel opkomen op kapvlakten in bossen, daar immers treedt snelle mineralisatie op, wat gunstig is voor dit gras en ook voor de in pollen groeiende Gestreepte witbol en Pijpenstrootje.
Boeren hebben een hekel aan Ruwe smele. Immers, vanwege het feit dat de bladeren ruw zijn en de planten nogal wat kiezelzuur bevatten, mijdt vee het gras. Het wordt door de boeren ook wel bint of bent genoemd.
Nog meer informatie over de ecologie van Ruwe smele en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 148-149.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Duistermaat, L (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 256.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 278.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Deschámpsia cespitósa