Video Determinatie

Paarse dovenetel - Lamium purpureum

Onder de Dovenetels neemt de eenjarige Paarse dovenetel, Lamium purpureum, een aparte plaats in. Niet alleen is de soort eenjarig en maakt derhalve zijn hele levenscyclus binnen een korte periode helemaal af, ze is ook tijdens zachte winters vaak bloeiend te vinden in akkerranden en langs stoepranden. De kleine paarse lipbloemen vallen dan op en ook de paars aangelopen bladeren. De vaak nietige planten zijn daardoor toch een opmerkelijke verschijning in ons leefmilieu.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

De Paarse dovenetel, Lamium purpureum L., is een eenjarig akkeronkruid. Het plantje wordt niet groter dan 10 tot 30 cm en bloeit van maart tot oktober. Het kiemt het hele jaar door. Dat heeft tot gevolg dat je zelfs tijdens zachte winters bloeiende Paarse dovenetels kunt vinden.

De kruisgewijs tegenover elkaar staande bladeren zijn regelmatig gekarteld. De onderste stengelbladeren zijn eirond tot driehoekig. De hogere stengelbladeren zijn langer dan breed, eirond of ruitvormig. Deze bovenste bladeren zijn vaak paarsig aangelopen, wat de kleur van het bloeiend gedeelte versterkt. De stengel is vierkant op doorsnede.

De roodpaarse, soms lichter van kleur tot wit-roze, bloemkronen steken schuin omhoog in de pyramidale bloeiwijze. Ze hebben een rechte buis en de twee zijslippen dragen een draadvormig tandje. De helmknoppen vallen op door het oranje pollen. De bloemkronen zijn 1-2 cm lang en hebben van binnen geen haarring. De vergroeide vijftandige kelk is 5-8 mm groot, waarbij de tanden gelijk van lengte zijn en ongeveer dezelfde grootte hebben als de buis. De bloemen produceren nectar en trekken daarmee insecten aan die voor de bestuiving zorgen. De nootjes dragen een zogenaamd mierenbroodje, een oliehoudend aanhangsel. Deze nootjes worden door mieren versleept en zo verspreid.

De Paarse dovenetel is een akkerplant en houdt van een bodem die bewerkt of waarin gerommeld wordt, zoals in moestuinen en op erven. Je vindt hem ook in bewerkte bermen en op kaal getrapte grond. Vind je een grote populatie dan kun je ervan uitgaan dat er een te intensief bodemgebruik plaatsvindt. Hij komt ook in de duinen voor, op dijken en onder hakhout, maar ook langs stoepranden.

MM_110411

Laatste wijziging 130728

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Dovenetel - Lamium
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.10 - 0.30 meter
Bloeiperiodes:
Bloemkleur:
paars
Bloeiwijze:
schijnkrans
Bloemvormen:
tweezijdig symmetrisch, tweelippig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelktanden, 5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
4 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
splitvrucht
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstanden:
tegenoverstaand, kruisgewijs
Bladvormen:
eirond, driehoekig
Bladrand:
gekarteld
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Paarse dovenetel omvat vrijwel heel Europa en aangrenzend Azië en is na invoering in Noord-Amerika daar ook ingeburgerd. Het is van oorsprong een akkerplant, die ervan houdt als er wat in de bodem gerommeld wordt. Logischerwijze vind je de soort dan ook als cultuurvolger overal waar mensen actief zijn. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland wordt de Paarse dovenetel als kenmerkende soort ingedeeld in het

30Ab Verbond van Duivenkervel en Kroontjeskruid

De plantensoort 'Paarse dovenetel' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Het mag een bijzonderheid genoemd worden dat Paarse dovenetel als teer akkeronkruid zijn plaats overal weet te vinden waar menselijke activiteiten zijn en dat ze ook in de winter vaak bloeiend aan te treffen is. Een echte kleine maar dappere diehard.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Paarse dovenetel verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 160.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 503. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 612.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 920.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Lámium purpúreum.

In het Duitse taalgebied: Purpurrote Taubnessel, Lippenblütengewächse.