De stekelige beharing van de Kromhals, Anchusa arvensis, valt direct op als je de plant vindt en vastpakt. Maar wat nog meer opvalt is de kromme kroonbuis, die wel wat van een S-bocht heeft. Je kunt dit heel gemakkelijk zien als je de vijflobbige lichtblauwe bloemkroon voorzichtig van de plant af trekt. In die witte kroonbuis zitten de meeldraden met helmknoppen op de wand van de kroonbuis ingeplant. De ingang van de kroonbuis is afgedekt met zogenaamde keelschubben.
Net als Gewone ossentong hoort de Kromhals, Anchusa arvensis (L.) M.Bieb., tot de Ruwbladigenfamilie. De plant voelt over zijn gehele oppervlakte ruw aan door de dichte stekelige beharing.
Kromhals is een éénjarige plantensoort. Soms als de plant in het najaar kiemt en dan een rozet vormt, die overwintert, een tweejarige plant. Een plant kan tot ruim een halve meter en soms zelfs nog wat hoger reiken. Hebben we te doen met een plant die als rozet heeft overwinterd, dan bloeit de plant al vroeg in de lente, namelijk in maart of april, maar treedt de kieming pas op na de winter, dan bloeit de plant van juni tot in de herfst.
De stengels staan rechtop en bij grotere planten zijn ze vertakt. Ze zijn stekelig behaard net als de bladeren. De bladeren staan verspreid aan de stengel en hebben langs de stengel aflopende lijsten. De beharing zorgt ervoor dat de plant stekelig aanvoelt, veel stekeliger dan de nauw verwante Gewone ossentong. De bladeren zijn meer dan viermaal zo lang als breed, hebben een gegolfd tot gekroesde vorm en zijn aan de rand voorzien van brede tanden. Ze missen een steel en zitten aan de stengel.
De bloemen lijken van boven gezien regelmatig. Maar als je een bloem vrijmaakt uit de bloeiwijze en de vergroeidbladige kroon uit de bloem trekt zie je dat deze een kromme buis heeft. Door die kromme buis is de bloem niet regelmatig maar juist tweezijdig symmetrisch. Het zijn daarom kromme, trompetvormige bloemen. De kleur van de vijf bloemkroonlobben is lichtblauw en soms wat roze, terwijl de kleur van de buis wit is. Ze staan in een schichtvormige bloeiwijze. De schichten zijn aanvankelijk opgerold maar vouwen zich later uit en je ziet dan dat de bloemen zigzag gerangschikt staan, net zoals je een bliksemschicht tekent. De vergroeide kelk is diep gedeeld waardoor de vijf kelkslippen duidelijk zichtbaar zijn. Aan de binnenzijde van de vergroeide kroonbladen staan de vijf meeldraden ingeplant op de kroonbuis ongeveer ter hoogte van de kromming in de buis. Je kunt dit zien als je de kroonbuis met een scheermesje in de lengterichting open snijdt. Tussen deze meeldraden staan behaarde keelschubben, die de kroonbuis afsluiten. Ze helpen insecten op die wijze om op de juiste manier de bloem te bezoeken en op die manier pollen of stuifmeel over te brengen van de ene bloem naar de andere en voor de bevruchting te zorgen. Na bevruchting groeit het vierhokkig bovenstandig vruchtbeginsel uit tot een splitvrucht waaruit de nootjes -de zaden- te voorschijn komen.
Je vindt Kromhals op zonnige plaatsen op omgewerkte grond bijvoorbeeld akkers en ruderale, stikstof- en kalkrijke plekken, zoals in de duinen. Ook tref je de soort aan op kapplaatsen of open plekken in het struweel en op spoorwegterreinen. Te veel bemesting echter kan de Kromhals niet goed verdragen.
MM_140527
Het areaal van de Kromhals omvat de gematigde zone van vrijwel heel Europa, met uitzondering van de randen, en het aangrenzend deel van Azië tot in het centrale deel van dat werelddeel. Ook in Ethiopië komt de soort van oorsprong voor. De mens heeft de Kromhals ook in Amerika gebracht, waar de soort zich ook verspreid heeft. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt de soort als kensoort beschreven van de
30Bb1 Associatie van Gele ganzenbloem
31Ba1 Slangenkruid-associatie
Heterostylie
Mierenbroodje
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van de Kromhals verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 128-129.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 465. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 586.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 840-841.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Anchúsa arvénsis.