In de bossen in de duinen in het westen van het land, maar ook op de Waddeneilanden in de duinen en de daar veel voorkomende dennenbossen valt de Gewone eikvaren, Polypodium vulgare, als bodembedekker meteen in het oog. De bladeren van deze varen komen direct tevoorschijn uit de wortelstokken. Ze kunnen daardoor grote oppervlakken bedekken. De bladeren vallen op door hun vorm die door de smalle deelblaadjes veel op een visgraat lijkt. De sporenhoopjes vind je aan de onderkant van de bladeren vanaf de maand juli. Ook op oude muren komt de Gewone eikvaren veel voor.
Een heel karakteristieke, in de winter groenblijvende plant is Gewone eikvaren, Polypodium vulgare, L. , uit de Polypodiaceae, dat is de Eikvarenfamilie.
Het is een varen van zowel licht kalkhoudend als kalkarm substraat. De groeiplaatsen variëren van noordhellingen in de duinen, houtwallen en jeneverbesbosjes tot lichte loofbossen en op muren. Bijzonder is het voorkomen van eikvaren als epifyt op knotbomen en daarbij vooral op knotwilgen. Het is een in Nederland redelijk algemene soort, nog het meest voorkomend in de kuststreek (duinen en binnenduinbossen) en in de pleistocene gebieden. Daar is de plant ook geregeld in houtwallen te vinden. De plant komt minder voor in de laaggelegen gebieden van Nederland en is ook minder algemeen in Zuid-Limburg, behalve op oude stadsmuren.
Het is een lage plant van ongeveer 25-40 cm hoog, de bladeren staan op korte afstanden van elkaar vanuit een vertakte wortelstok. Deze kruipt over de bodem, of is vlak daaronder te vinden. Nieuwe bladeren worden in de vroege zomer gevormd. Wanneer de jonge bladeren verschijnen, sterven de oudere af. Op het oppervlak van de vrij dikke wortelstok zijn de littekens van oudere bladaanhechtingen te vinden. De bladsteel is relatief lang, blad en bladsteel dragen geen schubben, maar de wortelstokken wel, deze zijn aan de voet breed, maar aan de top smal spitsvormig.
De bladeren zijn in omtrek lancetvormig, enkel geveerd, en doen denken aan een visgraat motief. De bladsegmenten zijn 2 tot 4 cm lang, gaafrandig of zwak gezaagd, de toppen zijn afgerond. De relatief lange bladsteel is ongeveer half zo lang als de bladschijf, of 1/3 van de hele bladlengte. Aan de onderkant van de bladeren vinden we de ronde sporenhoopjes in twee rijen. Vooral de segmenten in het bovenste bladdeel, ongeveer vanaf halverwege het blad, dragen regelmatig langs de middennerf verdeelde sporangia. Deze zijn bij rijpheid oranje-bruin van kleur. De sporen rijpen in de zomer.
GB_120215
Wijziging 131230
Het areaal van de Gewone eikvaren omvat Europa, Siberië, Noord-Amerika en Zuid-Afrika. Het is een varensoort die met name in de duinen heel regelmatig te vinden is en dan grote oppervlakken kan bedekken. Ook in andere lichte bossen, in houtwallen en op boomstronken en knotwilgen is de altijd groen blijvende soort te vinden. Ze valt vooral in de dennenbossen van de duinstreek altijd direct in het oog.
Daarnaast tref je de Gewone eikvaren, misschien heel onverwacht, ook aan op oude muren, zoals de stadsmuren van Maastricht en andere steden. Ook in dat milieu kan de soort zich vestigen en uitstekend handhaven. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt een aantal plantengemeenschappen beschreven waarin de Gewone eikvaren een prominente rol speelt:
20Ab2 Associatie van Eikvaren en Kraaihei
21Ab1 Muurvaren-associatie
De Gewone eikvaren blijft de hele winter door groen. In tegenstelling tot de meeste andere varens sterven de bovengrondse delen in de herfst en winter niet af.
Meer informatie over de ecologie van de Gewone eikvaren en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 49.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 61. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 84.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 165.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Polypódium vulgáre.