Hieronder een vergelijking van drie soorten uit de Brandnetelfamilie (Urticaceae) met hun opvallende kenmerken en verspreiding:

  • Grote brandnetel (Urtica dioica):
    Opvallende kenmerken: Tweehuizige, meerjarige plant met brandharen; kan grote oppervlakten overwoekeren via ondergrondse wortelstokken; bladeren tegenoverstaand, eirond tot driehoekig en gezaagd; bloeiwijze onopvallend, windbestuiver.
    Verspreiding: Van oorsprong Europa en Siberië, nu wereldwijd (kosmopolitisch); in Nederland zeer algemeen, vooral op stikstofrijke grond.
  • Kleine brandnetel (Urtica urens):
    Opvallende kenmerken: Eenjarige, eenhuizige plant tot 0,5 meter hoog; brandharen over de hele plant; mannelijke en vrouwelijke bloemen meestal samen in de bloeiwijzen; penwortel, groeit individueel; diep gezaagde bladeren, onderaan met lange steel; vooral op sterk bemeste grond.
    Verspreiding: In Nederland vooral op bemeste akkers, mesthopen, kippenhokken en afvalhoeken van weilanden.
  • Klein glaskruid (Parietaria judaica):
    Opvallende kenmerken: Kruipende of opgaande, zacht behaarde plant; bladeren vaak doorschijnend; geen brandharen; kleine, onopvallende bloemen in de bladoksels.
    Verspreiding: Komt voor op muren, stenige plaatsen en in stedelijk gebied, vooral in Zuid-Nederland.

Deze drie soorten zijn de bekendste vertegenwoordigers van de Brandnetelfamilie in Nederland.