De stamvader van onze fruitboom de kers is Zoete kers, Prunus avium. Deze bomen die we in onze loofbossen kunnen vinden vallen vanaf medio april en begin mei op door de mooie witte bloesem. De bloemen hebben vijf kroon- en kelkbladen, veel meeldraden en een vruchtbeginsel met stijl en stempel dat in de bloembodem is ingezakt. De vruchten die in de zomer en nazomer en soms nog in de herfst te zien zijn, hebben de duidelijke vorm van kleine kersen en zijn rood tot paarsachtig zwart.
De stamvader van onze kersenbomen is Zoete kers, Prunus avium (L.) L., uit de Rozenfamilie. Oorspronkelijk is dit een soort uit onze loofbossen, maar wordt ook veel aangeplant en veredeld voor de fruitteelt, hoewel de boom als een "moeilijke" wordt omschreven door telers.
De bloei van de Zoete kers is kort maar krachtig: de duur is beperkt, per exemplaar hooguit één tot twee weken en wordt geïndiceerd door de eerste langer durende warme lentedagen. De bloeitijd is vanaf midden april tot de eerste helft van mei. De bomen vallen dan in de bosranden en bossen waar ze staan meteen op.
De bloemen zijn tamelijk groot en staan in groepjes van twee tot drie met meer groepen bij elkaar aan de toppen van de twijgen bijeen. De ovale kroonbladen zijn spierwit. De kelkbladen zijn teruggeslagen en bedekken het naar beneden in de holle bloembodem ingezakte bovenstandig vruchtbeginsel. Kroon- en kelkbladen staan op de rand van dit vruchtbeginsel ingeplant en er is een groot aantal meeldraden. Door deze opbouw lijkt het vruchtbeginsel halfonderstandig. Het vruchtbeginsel heeft een stijl met stempel. Na bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot een steenvrucht met een vlezig en zuur smakend vruchtvlees met een echt kersenaroma erom heen. De kers hangt dan aan een lange steel en kleurt van geel naar rood tot soms zwartachtig. De cultuurgewassen hebben een dikker vruchtvlees en zijn gekweekt op een zoete smaak.
De bladeren komen tegelijkertijd met de bloemen uit de knoppen te voorschijn. Ze zijn aanvankelijk lichtgroen en teer, met aan de onderkant een verspreide beharing. Op de lange steel zitten twee klieren vlak onder de aanhechting van de veernervige bladeren. Ze kunnen meer dan een decimeter groot worden, hebben een gezaagde rand en lopen uit in een spitse punt. De vorm is langwerpig en de grootste breedte vind je boven het midden. De kleur is dan veel donkerder groen en de bladeren zijn dan niet meer doorzichtig.
Uit de in cultuur gebrachte varianten is vaak weer verwildering opgetreden en thans is het vrijwel onmogelijk om de 'echte' wilde exemplaren te onderscheiden van deze verwilderde.
MM_130505
Het areaal van Zoete kers omvat Europa met uitzondering van het hoge noorden, Klein-Azië en Noord-Afrika. Naast het voorkomen in onze bossen en in hakhout, is de Zoete kers veel aangeplant en worden varianten vooral ook in de fruitteelt veel aangeplant. Van nature houdt Zoete kers van tamelijk veel licht en staat dan ook vaak aan de rand van onze rijkere loofbossen. Ook op open plekken in het bos wil de soort die op humeuze, losse en redelijk vocht vasthoudende rijkere bodem goed gedijen. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft de Zoete kers als ken- of begeleidende soort van de
37Ac5 Associatie van Hazelaar en Purperorchis
43 Klasse der Eiken- en Beukenbossen op voedselrijke grond
43Ab1 Eiken-Haagbeukenbos
Kriek
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Zoete kers en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties.Deel 2: 102-103.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 740.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Prúnus ávium