De vele trossen met kleine gele bloemen staan aan de vanaf de basis zeer sterk vertakte planten van de Wilde reseda, Reseda lutea. De plant onderscheidt zich daarin van de Wouw; ook de vorm van de bladeren is anders. Wilde reseda heeft geveerde bladeren, waarbij de veren soms zelf nog geveerd zijn. Het is een ruigte plant die een voorkeur heeft voor steeds weer opnieuw vrije bodemoppervlakken, die door erosie ontstaan.
De Resedafamilie kent twee vertegenwoordigers in ons land die opvallen door hun trosvormige bloeiwijzen waarin een groot aantal tamelijk kleine bloemen staan die groengeel tot geel van kleur zijn. De bloemen staan op korte stelen in de oksel van kleine schutbladen. De bloemetjes hebben kelk en kroonbladen, zijn tweeslachtig en als je goed kijkt zie je dat ze tweezijdig symmetrisch zijn.
De Wilde reseda, Reseda lutea L., heeft van beide soorten de kortste tros en wordt het minst hoog tot zo'n 60 cm. Aan het grondoppervlak vertakt de plant nogal sterk, waardoor ze tamelijk breed uitgroeit. De bladeren staan verspreid aan de opstijgende stengels. De bladeren zijn veernervig en diep ingesneden, waardoor ze fijn verdeeld overkomen. We noemen ze driespletig tot dubbel driespletig. De bladeren zijn tamelijk vlak.
De bloemetjes hebben meestal 6 (soms 7) kelk- en kroonbladen. Ze zijn tweezijdig symmetrisch en fijn van structuur; in de bloemetjes vind je veel meeldraden tot wel 25 toe en meestal drie vruchtbladen, die na bevruchting gladde zaden leveren. De trosvormige bloeiwijze houdt min of meer de vorm van een knots.
De Wilde reseda tref je aan op open, droge omgewerkte grond, op ruderale plaatsen en in ruigten. Ook in de duinen, in bermen en aan spoorwegtaluds komt de tamelijk algemene plant voor. De meeste vindplaatsen zijn in het Rivierengebied, in de duinen ten zuiden van het Noordzeekanaal en in stedelijke, ruderale gebieden. Elders is de soort zeldzaam.
Maurice_110812
Laatste wijziging 130610
Het oorspronkelijk areaal van de Wilde reseda is het gebied rond de Middellandse Zee. Als cultuurvolger omvat het tegenwoordig het grootste deel van Europa, Noord-Afrika, Zuidwest-Azië en Noord-Amerika. De soort heeft zich kunnen uitbreiden door de aanleg van spoorwegen. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland
31 Klasse der Ruderale gemeenschappen
31Ca Wormkruid-verbond
31Ca2 Kweekdravik-associatie
Alle soorten uit het geslacht Reseda bevatten gele en rode kleurstoffen die reeds lang door de mens gewonnen en gebruikt worden. De wetenschappelijke soortsnaam "lutea" betekent "geel" en komen we ook tegen in het begrip "corpus luteum" een onderdeel van het ovarium bij zoogdieren.
Meer informatie over de ecologie van de Wilde reseda en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 271.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 409. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 463.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 547.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Reséda lútea