Video Determinatie

Moeraswespenorchis - Epipactis palustris

Orchideeën spreken tot de verbeelding, zo ook deze met de mooie naam: Moeraswespenorchis. Omdat we aan de zeer grote orchidee-bloemen van de bloemist gewend zijn, vallen de kleinere van onze inheemse planten niet zo op. Bij iets meer aandacht kun je ook aan deze soort zien dat je met werkelijk prachtige exemplaren te maken hebt! Alle onderdelen die aan de bloem van zo een exotische plant te vinden zijn, hebben we ook hier voorhanden. Probeer aan een gekochte orchidee (bijvoorbeeld aan een populaire Phanaelopsis bloem) alle bijzondere bloemdelen te vinden en je hebt een goed idee hoe je naar de orchideeënbloem in het algemeen moet kijken.

Moeraswespenorchis valt vooral op door het grote aantal planten dat meestal bij elkaar te vinden is. Ze zijn met een netwerk van wortelstokken met elkaar verbonden! Verder vallen de paarse wat behaarde stengels en de paars aangelopen behaarde vruchtbeginsels op. Daarnaast het drietal stervormige buitenste bloemdekbladen, meestal paars van kleur aan de binnenkant, en het meest van alles, het voorste deel van de lip die als een witte bef vooruitsteekt. De bloemen aan de stengel staan naar één kant gericht.

Deze orchidee of orchis is vooral te vinden in natte duinvalleien, maar niet alleen daar.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Moeraswespenorchis of Epipactis palustris (L.) Crantz is een vrij zeldzame inheemse, overblijvende, plant die in allerlei natte duingebieden en blauwgraslanden voorkomt. Het is een van de orchideeënsoorten, met een uitgebreid stelsel van zich vertakkende wortelstokken. Epipactis-soorten hebben dat gemeen met bijvoorbeeld Dennen- en Keverorchis.

De meeste planten zijn 20 tot 30 cm hoog, een enkele maal tot 60 (65) cm. De afzonderlijke stengels zijn onvertakt, massief en bovenaan wat kantig. Deze zijn paars en kort behaard. Verspreiding gebeurt door zaden of door wortelstokken.

Een aantal basale bladeren staat dicht bijeen en ze zijn eirond tot breed-langwerpig; de hoger geplaatste bladeren en bracteeën (of schutbladeren; dat zijn bladeren direct onder of in de bloeiwijze geplaatst) zijn spitser van vorm. De bladranden zijn enigszins golvend, de top is toegespitst.

De bloemen zijn tweeslachtig en staan in een losse enigszins armbloemige tros naar één kant gericht. De bloemstengel is, vooral naar boven toe, kort behaard. De bracteeën van de laagst geplaatste bloemen zijn langer dan het vruchtbeginsel van de erbij horende bloem.

Een bloem is, als alle bloemen van orchideeën, apart van vorm. Van buiten naar binnen vinden we drie kelkbladen of sepalen, twee kroonbladen of petalen en een lip die uit twee delen bestaat. Kelk- en kroonbladen worden ook wel als bloemdekbladen aangeduid, omdat niet echt van kelk en kroon gesproken kan worden. De buitenste bloemdekbladen (sepalen) zijn smal tot langwerpig, van buiten wat groengeel of paars aangelopen, donker geaderd en van binnen dieppaars met wat lichtere randen. De binnenste bloemdekbladen of petalen zijn wat ronder en hebben een paarse adering. De lip bestaat uit twee delen, een achterste deel of hypochiel en een daarvoor geplaatst deel of epichiel, dat is het meest in het oog springende deel van de lip. Het achterste deel of hypochiel is als een brede bootvormige holte gevormd, waar de nectar wordt afgescheiden. Tussen hypochiel en epichiel zit een diepe insnijding, hierdoor is het epichiel ten opzichte van het hypochiel beweegbaar. Dat voorste deel is ook anders van vorm, het is rondachtig stomp, het heeft opstaande randen, het is gekroesd en wat ingesneden en wit tot zwak roze. Op de overgang met het hypochiel vinden we twee opstaande richels met een gele randtekening. Behalve de besproken bloemen met een sterk paars karakter komen ook planten voor waar de hoofdkleuren meer groen, geel en wit zijn.

In het midden van de bloem straat het zuiltje, een orgaan voortgekomen uit de vergroeiing van meeldraad en stempel. Hier zijn stempel en meeldraden dus als het ware met elkaar verenigd. Aan de bovenkant is het stuifmeel als klompjes verenigd tot zogenaamde polliniën met twee helmhokken. Daaronder is, meestal als een glimmend schijfje, de stempel te zien.

Het vruchtbeginsel is onderstandig, langwerpig en kort behaard. De vrucht ontwikkelt zich tot een doosvrucht, waarbinnen zich de stof-fijne zaden ontwikkelen. Deze komen vrij langs lengtespleten in de vrucht en worden door de wind over enorme afstanden verspreid.

Het voorkomen van Moeraswespenorchis hangt vrijwel altijd samen het voorkomen van basenrijke kwel.

Voor een goede beschrijving van de bloemdelen zie Landwehr J. (1977) Wilde orchideeën van Europa deel I, p. 18-19.

GB_140204/200122

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Wespenorchis - Epipactis
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.20 - 0.60 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
paars, wit
Bloeiwijze:
-
Bloemvormen:
tweezijdig symmetrisch, orchideeenbloem
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
2 petalen, 3 sepalen
Meeldraden:
2 stuifmeelklompjes
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard, kantig
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
eirond, langwerpig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

In Nederland in de kustgebieden inclusief de Waddeneilanden, op de Zeeuwse klei, de hogere pleistocene zandgronden en Zuid-Limburg, maar ook in veengebieden. De soort is vrij zeldzaam, en gaat behalve in de kustgebieden (duinen) overal achteruit. In België is de soort beschermd en overal zeldzaam en komt, zowel in Vlaanderen als in de Ardennen zeer verspreid voor.

Moeraswespenorchis komt in vrijwel geheel Europa voor, in het zuiden tot in Noord-Spanje en Italië, in het noorden tot midden-Scandinavië. Naar het oosten toe tot in de Krim en Kaukasus. Verder in het, op verspreidingsgebied van Europa aansluitende, westelijk deel van Azië.

Volgens Schaminee et al. (2000) Veldgids Plantengemeenschappen, is Moeraswespenorchis een kensoort van de volgende plantengemeenschappen

09Ba Knopbies-verbond

09Ba2 Associatie van Vetblad en Vlozegge

09Ba3 Associatie van Duinrus en Parnassia

09Ba4 Knopbies-associatie

09Ba5 Associatie van Bonte paardenstaart en Moeraswespenorchis

20Ab Kraaiheide-verbond

20Ab4 Associatie van Wintergroen en Kruipwilg

De plantensoort 'Moeraswespenorchis' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Alle orchideeën zijn voor hun kieming en groei afhankelijk van schimmels, ze kennen vaak een intensieve samenwerking van het wortelstelsel met deze organismen. Bij veel andere planten noemen we de interactie tussen wortel en schimmel mycorrhiza, afgeleid uit het Grieks, muces voor schimmel of zwam, rhiza voor wortel. Omdat de interactie bij orchideeën afwijkend is van planten uit andere families wordt deze wel onderscheiden als (endotroof) orchideeën-mycorrhiza.

De Orchideeënfamilie, of Orchidaceae, is geplaatst binnen de Orde Asparagales, dit is een zeer grote orde van Eenzaadlobbige families. Orchideeën zijn er in een groot aantal soorten, een schatting is 25.000 tot 30.000 soorten over de hele wereld. Binnen de orchideeën is een onderverdeling gemaakt in een aantal onderfamilies. Het geslacht Epipactis hoort bij de onderfamilie: Epidendroideae, net als de geslachten Liparis (Groenknolorchis), Hammarbya = Malaxis (Veenmosorchis) en Neottia = Liparis (Keverorchis). Op de website van de Angiosperm Phylogeny Group (http://www.mobot.org/MOBOT/research/APweb/) is daar meer over te vinden. Deze site is echter wel vrij ontoegankelijk voor beginnende floristen.

Een aanrader als je de Moeraswespenorchis bekeken hebt is het om ook het plantenpaspoort van de Brede wespenorchis op Flora van Nederland te bekijken. De soorten zijn nauw verwant maar hebben ook wel opvallende verschillen, met name de bouw en constructie van de lip in de bloem is opvallend anders.

Zeldzaamheid
Moeraswespenorchis was een door de flora en faunawet wettelijk beschermde plant tot 2017 en staat nu nog als 'kwetsbaar' vermeld in de Heukels' Flora van Nederland (2020).

Meer informatie specifiek over Moeraswespenorchis wat betreft bloembouw, ecologische aspecten, bestuiving door insecten en standplaatsen is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 349. Meer algemene informatie over Orchideeën en specifieke eigenschappen en kenmerken o.a. over mycorrhiza op blz. 340-346.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 105. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 152.

Determinatie is ook goed mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 950.

Zie ook Landwehr J. (1977) Wilde orchideeën van Europa, Ver. Behoud Natuurmonumenten, Deel II: 482 (nr. 225).

Met dank aan Jean Claessens voor enige waardevolle verbeteringen.

Uitspraak (klemtoon) van de wetenschappelijke naam: Epipáctis palústris.