Video Determinatie

Kluwenhoornbloem - Cerastium glomeratum

Aan de in een kluwen bijeenstaande bloemen boven aan de stengel is de Kluwenhoornbloem, Cerastium glomeratum, tijdens de bloei goed te herkennen. De behaarde planten kunnen tot maximaal 40-45 cm hoog worden. Ze zijn een beetje geel-groen van kleur. En omdat de beharing wat klierachtig is voelen de planten wat plakkerig aan. De algemeen voorkomende soort is te vinden op open plekken in bermen, graslanden, op ruderale terreinen, maar ook in kwekerijen en in perken van tuinen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een eenjarige behaarde plantensoort uit de Anjerfamilie of Caryophyllaceae is de Kluwenhoornbloem, Cerastium glomeratum Thuill.. Onder de Hoornbloemen valt deze soort op doordat de bloeiwijze bestaat uit een sterk samengetrokken bijscherm, waardoor de bloemen dicht bij elkaar zitten aan de top van de stengel. De planten kunnen tot zo'n 40-45 cm hoog worden. Ook is opmerkelijk dat je in sommige jaren, vooral als de winter erg weinig voorstelt, de plant bijna het hele jaar door in bloei kunt vinden.

De zaden kiemen eveneens bijna het hele jaar door en er vormt zich dan een wortelstelsel, waarop de rechtopstaande stengel aansluit. Aan de behaarde stengel vind je de tegenoverstaande, eveneens behaarde bladeren. Deze hebben een ronde tot elliptische vorm. Het zijn relatief gezien erg brede bladeren binnen het geslacht Hoornbloem. De kleur is lichtgroen tot gelig groen.

Bovenaan de stengel staan de bloemen. Je vindt nooit bloemloze stengels en ook dit gegeven duidt erop dat je met een eenjarige soort te doen hebt. De takken in het bijscherm zijn kort waardoor de bloemen als een kluwen bij elkaar staan. De maximale lengte van de bloemstelen (of bijschermtakken) is hooguit de lengte van de kelkbladen. Deze maximale lengte bereiken ze in het vruchtstadium. De doosvruchten zijn tot net geen cm groot. De kelkbladen zijn helemaal groen en zonder vliezige rand. Ze zijn sterk behaard met haren die vooral aan de top buiten de rand van de kelkbladen uitsteken. De witte kroonbladen zijn maar een klein beetje groter dan de kelkbladen. Het onderste deel van het kroonblad dat in de kelk steekt, de zogenaamde nagel van het kroonblad is gewimperd, dat betekent zoveel als met haren bezet. De meeldraden zijn kaal. Ook de schutbladeren van de bloemen zijn behaard, en vooral aan de top is de beharing afstaand.

De zeer algemene soort is te vinden op open plekken in tuinen en perken, maar ook in bermen en graslanden, of ruderale stukken; de bodem moet wel redelijk voedselrijk zijn. Een droge bodem is geen probleem voor de soort, maar dan blijft ze tamelijk klein.

MM_140608

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Hoornbloem - Cerastium
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.45 meter
Bloeiperiodes:
Bloemkleur:
wit
Bloeiwijzen:
bijscherm, kluwen
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkbladen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
10 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
5
Stempels:
5
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
-
Stengels:
geribd of geribbeld, rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
tegenoverstaand
Bladvormen:
spatelvormig, rond, elliptisch
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Kluwenhoornbloem is een kosmopolitische soort geworden van alle gematigde streken. Ze komt voor op open, droge tot vochtige, tamelijk voedselrijke bodem van bermen, grasland, akkers en ruderale stukken. Ze kan goed tegen een plek in de zon, maar kan ook in de schaduw van andere vegetatie staan. Het lijkt erop dat ze redelijk bestand is tegen bespuitingen met herbiciden, iets wat ze gemeenschappelijk heeft met de Kleine veldkers. Beide soorten vind je daardoor wel op de terreinen van kwekerijen en in perken.

De plantensoort 'Kluwenhoornbloem' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Kluwenhoornbloem duidt op verslemping van zandige bodems. Dit heeft ze gemeenschappelijk met de soorten Korrelganzenvoet en Stijve klaverzuring. Verslempen is het dicht gaan zitten van de poriën in de bovenste laag van bewerkte grond. Dit gebeurt tijdens regenval nadat de grond bewerkt is. Met name kleine leem- en slibdeeltjes vullen dan die luchtporiën op waardoor een korstachtige harde laag ontstaat die weinig doorlucht is.

Meer informatie over de ecologie van de Kluwenhoornbloem en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 190-192.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 288. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 525.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 450-451.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Cerástium glomerátum.