De twee soorten Vingergras, Digitaria, zijn het gemakkelijkst te herkennen aan de bloeiwijze. Deze bestaat uit 2 of meer min of meer rechte aren die vlak bij elkaar ontspringen aan de top van de scheut, maar niet in één punt. Harig vingergras, Digitaria sanguinalis, is sterk behaard. Zowel op de bladschede als op de bladschijf staan tamelijk lange haren. Ze staan aan de boven- en aan de onderzijde verspreid over de bladoppervlakken.
Vingergras is gemakkelijk te herkennen aan de stijve aren, die als de vingers van een hand aan de top van een scheut staan. Er zijn twee soorten die van elkaar te onderscheiden zijn door naar de kenmerken te kijken van de aartjes en van de spruiten. Het eenjarig Harig vingergras, Digitaria sanguinalis (L.) Scop., uit de Grassenfamilie is een soort die in toenemende mate te vinden is. Zelfs tussen de straatstenen en in regenkolken langs de straat staat dit gras in de hoogzomer, juli en augustus te bloeien. De planten zijn eenjarig en hebben geen wortelstok, zoals Handjesgras dat heeft.
Het zaad kiemt in de voorzomer en daarna ontwikkelen de planten zich erg snel. Dit hangt samen met het feit dat het C4 planten zijn. De planten vormen losse pollen waaruit de scheuten eerst liggend en daarna rechtopstaand tevoorschijn komen. Ook vertakken de scheuten. Het wortelstelsel bestaat uit een bijwortelstelsel. Op de overgang van bladschede naar bladschijf staat een klein vliezig tongetje, dat ten hoogste 2 mm groot is. Dit is anders dan bij Handjesgras, dat een rij haren heeft in plaats van een vliezig tongetje. De bladschijf is over de hele oppervlakte zowel van boven als van onderen met tamelijk lange haren bezet. De bladeren zijn lijn-lancetvormig en tot ongeveer 1 cm breed. Ook de bladschede is (soms gedeeltelijk) behaard.
Als de bloeiwijze tevoorschijn komt, staan de aren tegen elkaar aangedrukt. Daarna spreiden ze zich. De as van de aar is bandvormig en bestaat uit een middennerf met twee zijbanen. Aan de andere zijde loopt een middenrib waarop de twee rijen aartjes staan ingeplant. Er staan steeds twee aartjes bij elkaar. Elk aartje is sterk afgeplat, maar het is zaak om het aartje van zo'n 2,5 mm groot goed met een loep te bekijken. Je ziet dan dat één kelkkafje nauwelijks te zien is en dat het andere tot ongeveer halverwege het spitse aartje reikt. Dat kelkkafje is gewimperd. Aan de zijde van het vrijwel afwezige kelkkafje is het kroonkafje, of lemma, te zien van een verder loze bloem. Dit wordt wel het 'derde' kelkkafje genoemd. Dit kafje is duidelijk voorzien van nerven en vaak roodpaars van kleur. Hier komt de andere naam van dit gras vandaan: Bloedgierst.
Na bevruchting groeit het bovenstandig vruchtbeginsel uit tot een kleine graanvrucht.
Harig vingergras staat net als Glad vingergras op de droge zandige bodem van ruderale terreinen, in straatranden en tussen stoeptegels, maar ook op bewerkte en bemeste akkers.
MM_130812
Harig vingergras komt voor in de gematigde-warme streken van de aarde. Het is een kosmopoliet geworden van droge, zandige bodems. Het is een echte ruderale soort die heel snel zijn levenscyclus voltooit van de vroege zomer, als het gras kiemt tot in de herfst, als het zaad gezet is en de planten afsterven.
De vorm van de bloeiwijze, namelijk de uitgespreide "vingers" maken het gras tot een wel heel uitzonderlijke verschijning onder onze grassen.
Nog meer informatie over de ecologie van Harig vingergras en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 221.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 243-244. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 284.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 268.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Digitária sanguinális.