De roomwitte bloemen en de met zeer veel rechte stekels bezette takken van de Duinroos, Rosa spinosissima, vallen direct op als je onze duinen bezoekt, zoals we zien in de video. De struiken zijn uitstekend aan het stuivende zand aangepast. Je vindt dan ook vaak hele delen van de plant onder het zand. De wortels kunnen heel diep reiken tot aan het zoete grondwater en kalkbevattende diepere grondlagen in het duin.
De Duinroos, Rosa spinosissima L., voorheen Rosa pimpinellifolia geheten, hoort tot de Rozenfamilie of Rosaceae en is een dwergstruik tot 90 cm hoog. Een enkele keer kan ze tot 2 m reiken. De bladeren zijn 7 tot 9 soms 11-tallig met kleine rondachtige tot ovale deelblaadjes van 1,5 tot 2,5 cm lang. Ze zijn van onderen vrijwel kaal, dus zonder klieren en vrijwel zonder haren. De rand is gezaagd en ze zijn donker groen tot soms roodachtig. De zwartbruine bloeitakken zijn nauwelijks vertakt en zijn over de gehele lengte met rechte, dunne tot naaldvormige stekels met zeer verschillende lengte bezet.
De kelkbladen zijn ongedeeld. De kroonbladeren zijn crème-wit, 1-2,5 cm lang en de kale bottels zijn glanzend donker bruin-paars tot zwart. De bloemen zijn alleenstaand en zonder steelblaadjes. De duinroos bloeit in het voorjaar mei-juni en soms weer in augustus-oktober. Een groot deel van de plant vind je meestal onder het zand. Duinroos groeit op droge, matig voedselrijke, meestal kalkhoudende grond op duinhellingen en ook onder struikgewas en in heiden. Ze is algemeen in het Duindistrict, met uitzondering van de duinen ten zuiden van Wassenaar; daar is ze zeldzaam. Ook langs het IJsselmeer is een aantal plaatsen waar de soort gevonden kan worden.
Duinroos treedt vaak pas op als het Duindoornstruweel achteruit gaat door uitspoeling van kalk. Duinroos kan dan met zijn diepe wortels nog contact hebben met dieper gelegen kalkrijke gronden. Een enkele keer vind je hem ook wel elders, maar dan betreft het meestal een aanplanting en een enkele keer gaat het om een spontane vestiging.
In het noordwesten van zijn areaal, dat West-, Midden- en Zuidoost- Europa, Zuidwest- en Midden-Azië omvat, komt de soort vooral voor in kustgebieden tot in IJsland toe.
MM_121003, gewijzigd 200311
Duinroos kent van oorsprong een verspreidingsgebied dat de kustgebieden van grote delen van Europa en Azië omvat. In het noordwesten van zijn areaal, dat West-, Midden- en Zuidoost- Europa, Zuidwest- en Midden-Azië omvat, komt de soort vooral voor in kustgebieden tot in IJsland toe; zo ook op Terschelling waar de opnamen van de video midden augustus gemaakt zijn. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, zien Duinroos als een belangrijke soort van de
20Ab1 Associatie van Zandzegge en Kraaihei
Vooral de zeer dicht met rechte stekels bezette takken van de Duinroos zijn een opvallend kenmerk en bijzonder is de kleur van de glanzende bijna zwarte bottels. De bloemen hebben geen nectar, maar bieden de bezoekers veel pollen. De bladeren zijn samengesteld uit kleine ronde deelblaadjes met een gezaagde rand en lijken daardoor veel op de bladeren van de Kleine pimpernel
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Duinroos en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 71.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 328. In deze flora wordt de soort nog met de wetenschappelijke naam Rosa pimpinellifolia aangeduid gezien de gelijkenis van de bladeren met die van de Kleine pimpernel, Sanguisorba minor, die thans Poterium sanguisorba heet, of met de Kleine bevernel, Pimpinella saxifraga.
In de nieuwe uitgaven van deze flora luidt de wetenschappelijke naam van Duinroos Rosa spinosissima; zie Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels'Flora van Nederland, 24ste druk: 381.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Rósa spinosíssima.