Vanaf het begin van de lente kun je vaak al de Witte dovenetel, Lamium album, bloeiend vinden. Het is het schoolvoorbeeld van een plant uit de Lipbloemenfamilie met zijn vierkante stengel en de op brandnetelbladeren lijkende zacht aanvoelende bladeren. Deze staan kruisgewijs tegenover elkaar. De fraaie witte lipbloemen staan rondom de stengel, maar bij nadere en nauwkeurige blik is te zien dat het eigenlijk twee groepen aan twee zijden van de stengel zijn. We noemen dit een schijnkrans. De bloemen worden druk bezocht door bijen en hommels.
De Witte dovenetel, Lamium album L., is in Europa een algemeen voorkomende, overblijvende plantensoort uit de Lipbloemenfamilie of Lamiaceae. Ondergronds kent de plant ver vertakte uitlopers.
De vierkante, holle stengel is afstaand behaard. De bladeren zijn paarsgewijs om en om tegenoverstaand, zodat je kunt spreken van een kruisgewijze bladstand. Aan de voet van de steel zijn de bladeren hartvormig, aan de top meer langwerpig. De bladeren zijn gezaagd en lijken nogal sterk op die van de Grote brandnetel. Ze zijn ook sterk behaard, maar het zijn geen brandharen. De naam dovenetel is hiervan afgeleid, hij brandt namelijk niet.
Het meest opvallende kenmerk van de plant zijn de witte tweezijdig symmetrische lipbloemen. Deze ontspringen in het bovenste deel van de plant kransvormig rondom de plaats waar de bladeren uit de stengel komen. Het is een feite een schijnkrans, omdat de bij elkaar staande groep bloemen allemaal aan één kant van de vierkante stengel staan. Zo'n schijnkrans bestaat uit acht of meer lipvormige, 2-4 cm grote bloemen. Elk van de bloemen heeft een lange, gebogen kroonbuis en een vijftandige kelk. De voorste twee van de vier meeldraden zijn langer dan de andere twee. We noemen dat tweemachtig. Op de onderlip van de bloemkroon vind je gele vlekken en strepen, een honingmerk, dat de bezoekende insecten, bijen en hommels vooral, de weg wijst de bloem in, waar ze nectar vinden. En passant bestuiven ze de bloem door het stuifmeel of pollen dat op hun rug is afgezet bij een eerder bloembezoek tegen de twee stempellobben wrijven. Het zaad dat in de vierdelige splitvrucht ontstaat heeft een mierenbroodje, waardoor het door mieren verspreid wordt.
De bloeitijd is van maart tot augustus. De plant kan tot 60 cm hoog worden, maar blijft afhankelijk van seizoen, standplaats en klimaat ook steken bij een hoogte van 30-40 cm.
MM_1202303
Laatste wijziging 141127
Het areaal van witte dovenetel omvat heel Europa. De algemene soort wordt door Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland ingedeeld bij de
31Ab3 Associatie van Ballote en andere Netels
33Aa3 Kruisbladwalstro-associatie
Het is een van onze zeer algemeen voorkomende bloemplanten en daardoor leer je deze soort gemakkelijk en snel te herkennen.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Witte dovenetel verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 159.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 503. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 611.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 921.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Lámium álbum.