Video Determinatie

Bosaardbei - Fragaria vesca

In de vruchttijd gemakkelijk te herkennen aan de kleine aardbeivruchtjes is Bosaardbei, Fragaria vesca. Dan kun je ook heel goed de driedelige bladeren leren kennen. De deelblaadjes hebben zaagtanden en het aantal tanden varieert van 15 tot 23. Ze zijn heel duidelijk veernervig. De uitlopers van de Bosaardbei zijn ook opvallend. De planten zijn behaard. In de voorzomer en soms een tweede keer in de herfst bloeit de Bosaardbei. De bloem heeft vijf witte kroonbladen die op de brede bloembodem staan. Ook de vele meeldraden en bovenstandige vruchtbeginsels staan op die bloembodem en geven de bloem een geelkleurig hart. De bloembodem bestaat uit de vergroeide kelkslippen en de bijkelkslippen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Tot de Rozenfamilie hoort Bosaardbei, Fragaria vesca L..

Net als bijvoorbeeld soorten uit het geslacht Ganzerik, zoals Zilverschoon en Vijfvingerkruid is een belangrijke eigenschap van de Bosaardbei dat ze bovengrondse uitlopers maakt, die verderop weer wortelen en waar zich dan een nieuw -gekloond- plantje vormt. Deze bovengrondse uitlopers, het zijn eigenlijk liggende, kruipende stengels, noemen we stolonen. Het is te beschouwen als een vorm van vegetatieve vermeerdering. Deze manier van groei onderstreept dat we te maken hebben met een meerjarige plant, die dan ook een lange levensduur kan hebben.

Overwinteren doet de plant door voorraden op te bouwen in de ondergrondse wortels; bovendien blijft een aantal bovengrondse bladeren zichtbaar gedurende de winter. De plant blijft wel altijd laag bij de grond en wordt nooit hoger dan een 25-30 cm. De grootste hoogte bereikt ze vooral tijdens de bloei als armbloemige trossen met bloemen zich in de voorzomer ontwikkelen, die een beetje boven de bladeren uitkomen.

Aan de kruipende stengels ontwikkelen zich op geregelde afstanden nieuwe jonge planten, die daar ook wortelen. De planten hebben een klein aantal samengestelde bladeren. Elk blad bestaat uit drie deelblaadjes, die een gezaagde rand hebben. Het aantal zaagtanden van zo'n deelblad ligt tussen de 15 en 23. Zijn er meer dan 23 tot wel 27 zaagtanden te vinden aan de deelblaadjes dan heb je mogelijk te doen met de heel zeldzame Grote bosaardbei. De twee zijdelingse deelblaadjes moeten dan ook gesteeld zijn.

De planten van Bosaardbei zijn afstaand behaard, maar de bladrand is niet witkleurig gewimperd, zoals we dat van de Aardbeiganzerik kennen. De haren op de meeste bloemstelen staan echter naar voren gericht, schuin afstaand of aangedrukt. Op de bloemstelen staan de bloemen met een brede bloembodem die gevormd wordt door de 10 vergroeide kelkslippen en bijkelkslippen. De bijkelkslippen zijn wat smaller dan de kelkslippen. Ze zijn net als de bloembodem behaard. Zo'n brede bloembodem kennen we bij vele kruidachtige geslachten in de Rozenfamilie, zoals eerder genoemd geslacht Ganzerik, maar ook bij Nagelkruid. Op de brede bloembodem staan de vijf witte kroonbladen die een afgeronde bovenkant hebben. De vele meeldraden en bovenstandige vruchtbeginsels geven de bloem een geel hart. Na bestuiving en bevruchting ontwikkelen de kleine vruchtbeginsels zich tot kleine zwarte nootjes of pitjes. De bloembodem groeit verder uit en vormt een ronde halfbolvormige en sappige zogenaamde schijnvrucht. In dit stadium kunnen de kelkslippen en bijkelkslippen naar beneden afstaan. Vanwege de aromatische smaak wordt de schijnvrucht die uiteindelijk bloedrood kleurt gegeten door dieren die op die manier de pitjes, de zaden dus, verspreiden.

Bosaardbei is te vinden op vochtige, enigszins kalkhoudende en lemige bodem in loofbossen en in de duinen in natte duinvalleien en op de wat ruigere noordhellingen bijvoorbeeld tussen de laagblijvende Kruipwilg. De soort staat niet alleen in de halfschaduw, maar ook in de volle zon.

MM_140126

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Aardbei - Fragaria
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.30 meter
Bloeiperiodes:
Bloemkleur:
wit
Bloeiwijze:
-
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
10 kelkbladen en bijkelkslippen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
20 of meer
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
-
Stempels:
-
Vrucht:
schijnvrucht
Zaden:
-
Stengels:
stolonen, behaard, kruipend
Schors:
-
Bladstanden:
wortelstandig-verspreid, verspreid
Bladvormen:
drietallig, ingesneden, handvormig
Bladrand:
gezaagd
Ondergronds deel:
internodiën wortels
Plantengemeenschappen:

Het oorspronkelijk verspreidingsgebied van de Bosaardbei moeten we zoeken in de gematigde streken van het noordelijk halfrond. De soort komt dus ook van nature voor in Nederland en België. De bodem moet voldoende vochtig zijn, maar niet al te nat. Wel moet er wat kalk in de bodem zitten en de grond dient lemig van karakter te zijn. Zo ontbreekt de soort op veenbodems en droge hogere zandbodems. Bemeste gronden mijdt de Bosaardbei, maar enige stikstof toevoer uit humus die snel verteert onder invloed van zonne-instraling mag de soort graag hebben. In Eiken-Haagbeukenbossen en Essen-Iepenbossen kun je de Bosaardbei geregeld vinden. In de duingebieden staat de soort in de vochtige duinvalleien en op de vochtig blijvende noordhellingen waar ze zoals beschreven wordt in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, deel uit maakt van de ruige variant van de

14Cb1 Duin-Paardenbloem-associatie

De plantensoort 'Bosaardbei' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De schijnvrucht van de Bosaardbei heeft een frisse zoet-aromatische smaak en wordt daar zeer om gewaardeerd. Toch is zij niet de stamvader van onze gekweekte aardbeiensoorten. De stamouders van onze Tuinaardbei, Fragaria x ananassa, zijn twee soorten uit Amerika: F. virginiana en F. chiloensis. Deze verwildert nogal eens en kan zich redelijk handhaven ook buiten tuinen.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Bosaardbei en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 88.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 388. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 372.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 709.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Fragária vésca.

In het Duitse taalgebied: Wald-Erdbeere, Rosengewächse.