De in de negentiende eeuw uit het Himalayagebied en Noord-India als tuinplant ingevoerde Reuzenbalsemien, Impatiens glandulifera Royle, uit de Balsemienfamilie, valt in het rivierengebied op door zijn weelderige groei en grote rood tot paars kleurende bloemen. De bloemen staan in pluimen en het onderste van de drie kelkbladen vormt een zakvormige spoor, waaruit een bezoekend insect, bij voorkeur hommels, nectar kunnen verzamelen. Zij zorgen dan en passant voor de bevruchting. De vijf meeldraden hebben vergroeide helmhokken, die als een mutsje het stempel bedekken. Pas nadat het pollen verzameld is en het mutsje is afgevallen is de bloem in het vrouwelijk stadium en ontvankelijk voor pollen. Na bevruchting groeit het bovenstandig vruchtbeginsel uit tot een doosvrucht, waaruit de zaden bij aanraking krachtig wegspringen.