De twijgen van de Ruwe berk zijn opvallend hangend en kunnen heel lang worden. De oudere takken van de Ruwe berk blijven opvallend wit. Bij oudere bomen wordt de stam vanaf de grond naar boven toe steeds ruwer, waardoor de bast lijkt open te gaan.
De nootjes van de Ruwe berk hebben vruchtvleugels die twee tot driemaal zo breed zijn als het nootje en de katjesschubben van de Ruwe berk hebben teruggekromde en afgeronde zijslippen; lengte en breedte van het schubje zijn gelijk.
De Ruwe berk wordt tot 30 m hoog. Hij komt voor op droge tot vochtige, zure tot matig voedselrijke grond in loof- en naaldbossen, op houtwallen, heiden, langs vennen, op droge duinhellingen en op stenige plaatsen zoals mijnsteenbergen.