In het Limburgs wordt de Grote kaardenbol onder meer 'Krets' genoemd. In een artikel in het Limburgs dialect verklaart Els Diederen de naam en het gebruik van de Kaardebol in de volkscultuur. Zo werd de Kaardebol gebruikt om kruiken en melkkannen schoon te poetsen, vandaar dat een van de andere volksnamen voor de Kaardebol 'Kannebeursjtel' (kannenborstel) luidt.
Grote kaardebol is een stevige tot 2 m hoog wordende plant die forse stengels heeft die gestekeld zijn, maar in het eerste jaar ontwikkelt zich eerst een bladrozet. Aan die stengel zitten tegenoverstaande bladeren die met een komvormige voet zonder steel zittend zijn ingeplant. In die komvormige, vergroeide bladvoeten verzamelt zich water. De langwerpige bladeren met een opvallend dikke middennerf lopen geleidelijk in een spitse punt uit. De rand van de bladeren is stekelig getand. Doordat zowel de bladeren als de stengels stekels hebben heeft de hele plant een stekelig aanzien. De beschermde Grote kaardebol is een tweejarige plant.
De stengels eindigen in een bloeiwijze die hoofdjesachtig is. Dat hoofdje is groot en voelt heel stijf en stekelig aan. Aan de voet van het hoofdje zit een stekelig omwindsel. De lijnvormige omwindselbladen, bezet met stekels, kunnen van grootte sterk verschillen en krommen voor een deel naar boven. Enkele kunnen zo lang zijn dat ze boven het hoofdje uitsteken. Op het hoge hoofdje staan veel kleine enigszins tweezijdig symmetrische bloemen. Opmerkelijk is dat de bloei begint met een ring van bloemen halverwege het hoofdje en zich van daar in twee ringen naar boven en naar onderen verbreidt. Ze hebben een onderstandig vruchtbeginsel waarop een vergroeidbladige lila viertallige kroon staat. Een kelk als zodanig ontbreekt, maar op het vruchtbeginsel staat wel een aantal stijve haarachtige tanden. Daaromheen zit nog een apart vergroeid omhulsel, de buitenkelk. In het bloemhoofdje staan stekelige schutbladen of stroschubben met stijve rechte punten om de bloemen.