Ondanks dat de sneeuwklokjes al lang zijn uitgebloeid heeft het zin nog eens naar deze planten, bijvoorbeeld in de tuin of het parkbos te kijken. Er zijn twee soorten die veel zijn aangeplant, en nadien verwilderd. De meest voorkomende is het Gewoon sneeuwklokje de andere Groot sneeuwklokje (respectievelijk Galanthus nivalis en G. elwesii), beide van de Amaryllidaceae of Narcissenfamilie.
Deze zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheidden. Op bijgaande foto staat links het Gewoon en rechts het Groot sneeuwklokje. Let op inplant en breedte van het blad. Bij Gewoon sneeuwklokje zijn de bladeren smal, ongeveer 7 tot 10 mm breed, en staan ze min of meer tegenover elkaar, bij het Groot sneeuwklokje zijn de grondstandige bladeren breder, 20 tot wel 30 mm breed en staan de bladeren rondom elkaar ingerold. Nog andere kenmerken vinden we bij de top van het blad en bij het aantal vaatbundels. Het blad van G. nivalis heeft een witte (geen bladgroen) vrijwel vlakke top, op doorsnee (loep!) is te zien dat er aan beide zijden van de hoofdnerf 7 tot 9 vaatbundels gevonden worden. Daarentegen is bij G. elwesii de top van het blad naar achteren omgebogen (kapvormig) en zijn aan weerzijden van de hoofdnerf tot wel 15 vaatbundels te onderscheidden. Daarnaast maakt het blad van het Groot sneeuwklokje een meer grijsblauwe indruk. De andere twee soms aangeplante soorten zijn Galanthus caucasicus en G. ikariae, maar deze worden nog minder aangetroffen dan het Groot sneeuwklokje.
Tekst Gerard Bögemann en foto Ben Goossens, 2 april 2019. © Flora van Nederland