De bomen uit deze familie zijn éénhuizig. De mannelijk bloeiende bloeiwijzen zijn soms katjesvormig, of bestaan uit langgerekte bloeiwijzen die aan dezelfde bomen te vinden zijn als de vrouwelijke bloeiwijzen. Deze laatste bestaan meestal uit een klein aantal bloemen met onderstandig vruchtbeginsel binnen een bekervormige bloeiwijze. Het aanvankelijk sappig omhulsel dat door deze beker wordt gevormd groeit uit tot een leerachtig of houtig omhulsel, het napje. We kennen dit als het 'hoedje' op een eikel of als de bolster van de Tamme kastanje, of het opengesprongen beukennootje.