De kleine Balsemienfamilie met in onze contreien één geslacht, Springzaad, bestaat uit kruiden met een heel speciaal systeem om de zaden te verspreiden. Als een rijpe doosvrucht wordt aangeraakt worden de zaden door een elastisch mechanisme weggeschoten. Zo kan de soort zich steeds verder verspreiden, wat we maar al te goed zien van de Reuzenbalsemien die zich steeds verder uitbreidt en daarmee inheemse soorten van oevers verdringt.
De bladeren staan verspreid aan de sappige stengels. De tweezijdig symmetrische bloemen hebben een grote spoor gevuld met nectar. Dit is een uitzakking aan een van de kelkbladen, dat ook de kleur heeft van de andere kroonbladen. De vijf kroonbladen zijn verschillend van grootte en de kroonbladen aan de zijkant van de bloem zijn twee aan twee vergroeid met elkaar. De vijf meeldraden zijn met elkaar vergroeid en bedekken als een mutsje het nog onrijpe vruchtbeginsel. Dat valt af nadat het stuifmeel is afgegeven aan een bezoeker. Dan komt het rijpende vruchtbeginsel vrij. Dit is bovenstandig met een zittend stempel. Na bestuiving en bevruchting groeit het uit tot een doosvrucht met springsysteem.