Waterkers is een vlezig kruid dat bij voorkeur in ondiep stromend water groeit. De planten wortelen in de onderwaterbodem en de vlezige, kale en kantige, holle stengels liggen op de bodem en vertakken zich. Op de knopen ontstaan wortels die zich dan weer hechten in de bodem. De stengels en hun vertakkingen richten zich op tot boven de waterspiegel en vormen aan hun uiteinden trossen met tamelijk kleine witte bloemen. Witte waterkers heeft hauwen met per hok twee rijen zaden. De rijpe oranjekleurige zaden hebben op iedere zijkant een mazenpatroon dat meestal bestaat uit ruim 25 mazen.
Een in ondiep stromend water groeiende, kale plantensoort met trossen met witte niet al te grote bloemen is de Witte waterkers, Nasturtium officinale R.Br., uit de Kruisbloemenfamilie of Brassicaceae. We vermelden hier dat de plant vroeger met de wetenschappelijke naam Rorippa nasturtium-aquaticum (L.) Hayek werd aangeduid.
De meerjarige planten wortelen in de onderwaterbodem. De op de slikkige bodem liggende, lange en snel uitgroeiende stengels wortelen steeds weer op de knopen. Ze vormen omhooggaande stengels en in de oksels van de bladeren die niet boven het wateroppervlak uit komen kun je ook de witte aanzet van jonge worteltjes zien. De stengels zijn rond, hol en enigszins geribbeld. De stengels kunnen vertakken.
De oneven geveerde bladeren zitten verspreid aan de stengel. Onder aan de voet van de bladsteel zijn twee oortjes te zien. De deelblaadjes nemen naar de top van het blad in grootte toe en het topblaadje is verreweg het grootst en is enigszins ruitvormig. De rand van de deelblaadjes is gaaf tot gegolfd tot gekarteld met soms wijd uiteenstaande kleine insnijdingen.
Stengels en zijstengels richten zich omhoog en vormen aan de top een tros met witte niet al te grote bloemen. Elke bloem heeft vier kelkbladen en vier witte kroonbladen. Deze kroonbladen zijn 5 mm lang. Er zijn zes meeldraden waarvan er vier langer zijn en twee korter. We noemen dit viermachtig. De helmknoppen zijn geel van kleur, een opvallend onderscheid met de Bittere veldkers. Er is een bovenstandig vruchtbeginsel met een stijl en stempel. Na bevruchting ontwikkelt zich een hauw die als hij rijp is tussen de 13 en 18 mm lang is. De dikte van de hauw bedraagt 2,5-3 mm. De vruchtsteel is tot 16 mm lang en weinig gebogen. Bij het openen van een klep zitten de zaden in twee rijen naast elkaar. Bij de Slanke waterkers is slechts één rij zaden te zien. De huid van de zaden is oranje van kleur en heeft een mazenpatroon dat bestaat uit fijne opstaande richeltjes. Bij de Witte waterkers bedraagt het aantal mazen ongeveer 25 tot maximaal 50. Bij de Slanke waterkers is de rijpe vrucht langer, en wel 16-22 mm en is het aantal mazen op de zaadhuid wel tot zo'n honderd of ruim meer.
Alleen met een heel sterke loep is het mazenpatroon op de rijpe zaden goed te bekijken. Om definitief te kunnen besluiten of je met de Witte of de Slanke waterkers te doen hebt moet je dus de rijpe hauwen en de zaden daarin goed bekijken.
Witte waterkers en Slanke waterkers zijn te vinden in niet al te diepe sloten of beekjes met water dat stroomt. In de Kanjel, een beek die bij Itteren in de Maas stroomt na een tocht door het noordoostelijk deel van de gemeente Maastricht hebben we de Witte waterkers gevonden en het beeldmateriaal verzameld. In licht stromend water kunnen de planten beter concurreren met oeverplanten dan in stilstaand water.
MM_140810
Het verspreidingsgebied van de Witte (of Echte) waterkers (in het Duits Gemeine Brunnenkresse) is van oorsprong de gematigde streken van Europa en Azië. Tegenwoordig is het een kosmopoliet die over de hele wereld in de gematigde streken verspreid is. We kennen deze soort in onze contreien vooral uit Zuid-Limburg en de aangrenzende gebieden in België en uit het rivierengebied. Verder is er een aantal verspreid liggende concentraties van vindplaatsen. De soort houdt van stromend zoet of enigszins brak water en je vindt de soort dan ook in beken en kwelsloten of kasteelgrachten. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt een aantal plantengemeenschappen beschreven waarin de Witte waterkers een prominente rol speelt, en wel in
08Aa Vlotgras-verbond
08Aa2 Associatie van Blauwe waterereprijs en Waterpeper
08Aa3 Associatie van Groot moerasscherm
Witte waterkers en Slanke waterkers lijken heel sterk op elkaar en zijn alleen goed van elkaar te onderscheiden door de verschillen in de lengte van de rijpe hauwen, het aantal rijen zaden in een hok onder een klep: twee bij de Witte waterkers en één bij de Slanke waterkers en aan het mazenpatroon op de oranje zaden, namelijk ruim 25 bij de Witte waterkers en tegen de honderd bij de Slanke waterkers. Omdat de planten verder nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn werden de twee soorten vroeger in een soort samengevoegd.
Daar komt nog eens bij dat er tussen de soorten bastaardering mogelijk is. Overigens worden vooral de bastaarden gekweekt als groente vanwege hun frisse smaak en de grote hoeveelheid vitamine C.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Witte waterkers en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 24. Deze soort wordt in deze oecologische flora nog Echte waterkers genaamd.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 420. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 484. Vanwege de sterke gelijkenis met het geslacht Rorippa werd het geslacht Nasturtium door een aantal botanici ook wel ondergebracht in het geslacht Rorippa. Onze Witte waterkers draagt dan de naam Rorippa nasturtium-aquaticum.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 524.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Nastúrtium officinále.