Aan de tamelijk grote hoofdjes met witte lintbloemen aan de rand en gele buisbloemen in het midden is Margriet, Leucanthemum vulgare, die van mei tot augustus in onze graslanden staat te bloeien gemakkelijk te herkennen. Op de hoge steel staat steeds maar één hoofdje, net als bij het Madeliefje. Het zijn de grootste hoofdjes met witte lintbloemen en gele buisbloemen die we in onze contreien kennen.
Een plantensoort die tot de verbeelding spreekt van kinderen en volwassenen is Margriet, Leucanthemum vulgare Lamk., uit de Composietenfamilie. In de oude Heukels'flora, 23ste druk, heette de plantensoort nog Gewone margriet.
De verspreid staande bladeren onderaan aan de bloeistengel zijn spatelvormig en lopen wigvormig versmald in een steel. De bladeren bovenaan de stengel zijn langwerpig. Alle bladeren hebben een gekartelde bladrand met afgeronde tanden. Aan de voet van de bladeren zitten een paar kleine zijslipjes. Hierin onderscheidt de inheemse Margriet zich van margrieten die van elders afkomstig zijn en vaak met zaaigoed meekomen dat gebruikt wordt om bermen en dijken in te zaaien.
De plant is vrijwel onbehaard en de bloeistengel is vrijwel nooit vertakt.
Het hoofdje heeft witte lintboemen aan de rand en in het midden veel gele buisbloemen. Na bevruchting groeien de onderstandige vruchtbeginsels uit tot geribde nootjes zonder pappus. Alleen de nootjes van de randstandige lintbloemen ontwikkelen soms uit het pappus een scheef richeltje. Het zaad blijft redelijk lang kiemkrachtig, maar zaad dat op de grond valt kiemt soms al weer direct. Veel vee eet al grazend van de Gewone margriet en via het darmkanaal van die grazers passeert het zaad en de soort wordt op die manier verspreid.
De Margriet komt in bijna heel Europa voor en verder naar het oosten tot in Midden-Siberië. In Noord- en Zuid-Amerika, Australië en Oost-Azië is ze ingevoerd en ze heeft zich daar metterwoon gevestigd. Uit paleobotanisch onderzoek is bekend dat de Margriet in Nederland sinds de bronstijd bekend is. Ze is een algemene soort maar dreigt achteruit te gaan onder invloed van de bemesting.
MM_120617
Laatste wijziging 200315
Gewone margriet was vroeger meer algemeen dan tegenwoordig, maar wordt toch veel gevonden, omdat het zaad van de plant verwerkt wordt in mengsels waarmee bijvoorbeeld verzwaarde dijken worden ingezaaid. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland wordt de Gewone margriet beschreven als een belangrijke soort in
15Aa1 Kalkgrasland
16 Klasse der matig voedselrijke Graslanden
16Bc2 Associatie van Ruige weegbree en Aarddistel
17Aa1 Associatie van Dauwbraam en Marjolein
Gewone margriet is een zeer geliefde bloem bij het samenstellen van zomerse veldboeketten. In Brabant en Limburg worden die traditioneel nog geplukt en in kapelletjes geplaatst ter versiering van het altaar.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Gewone margriet de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 78.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 608. In deze flora heet de plant nog Gewone margriet. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, L (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 719, waar de Nederlandse naam Margriet luidt.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1076. In deze flora wordt de oudere benaming Chrysanthemum leucanthemum L. voor de Gewone margriet gebruikt.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Leucánthemum vulgáre.