Video Determinatie

Groot hoefblad - Petasites hybridus

Door de enorm grote bladeren valt Groot hoefblad, Petasites hybridus, al direct op op de plaatsen waar de soort staat. Wel verschijnen altijd de knotsvormige bloeiwijzen, voordat het blad te voorschijn komt. In de knotsvormige bloeiwijzen staan veel hoofdjes bij elkaar, die ofwel bloemen bezitten die pollen produceren, ofwel bloemen die vrouwelijk zijn en stempels hebben. Deze bloeiwijzen horen bij verschillende planten. Het is een tweehuizige soort. De soort staat op vochtige voedselrijke bodems.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Vroeg in de lente komen uit de wortelstokken de bloeiwijzen te voorschijn van Groot hoefblad, Petasites hybridus (L.) P.Gaertn., B.Mey. & Scherb., uit de Composietenfamilie of Asteraceae. Het is een overjarige plantensoort en net als Klein hoefblad een soort waarvan de bloeiwijzen eerder verschijnen dan de bladeren.

Het is een tweehuizige soort en dat betekent dat we bij Groot hoefblad met planten te maken hebben die ofwel alleen vrouwelijke bloemen, zogenaamde stamperbloemen, produceren, ofwel met planten die alleen mannelijke of meeldraadbloemen produceren. Uit de grote wortelstokken die ondergronds op de leden knolvormige tot knoestige verdikkingen hebben, komt een tamelijk dikke stengel tevoorschijn die met schubachtige tot smalle en kleine, zittende bladeren bezet is. De kleur van stengel en bladeren is vaalroze tot purper, maar deze kleur gaat op de stengel enigszins schuil onder de beharing. Bovenaan die stengel ontstaat de bloeiwijze die uit heel veel dicht bij elkaar staande hoofdjes bestaat. Daardoor lijkt die bloeiwijze wel wat op een knots. De bloeiwijzen met mannelijke bloemen hebben hoofdjes waarvan de roze tot paarse kleur wordt veroorzaakt door de buisvormige bloemkronen. In de kleine buisvormige bloemen wordt het stuifmeel of pollen door een knotsvormig veegstijl naar boven geduwd. De bloemen hebben nectar waarmee ze insecten aantrekken. Soms zitten aan de rand van een hoofdje een paar schriele vrouwelijke bloemen, maar die komen niet tot vruchtzetting omdat de bloeistengel al na korte tijd afsterft nadat het pollen is vrijgekomen.

De vrouwelijke bloemen staan ook in hoofdjes op de aanvankelijk ook knotsvormige bloeiwijze, maar later groeit de stengel uit tot een behoorlijke lengte en staan de hoofdjes waarin de vruchtzetting plaatsvindt op stelen. De bloeiwijze lijkt dan meer op een pluim. De bloeiwijze hoofdjes van de vrouwelijke planten zijn wat kleiner dan die van de mannelijke planten en het omwindsel is naar boven toe wat vernauwd, waardoor het omwindsel wat op een urn lijkt. De vrouwelijke bloemetjes zijn erg fijn en draaddun en je hebt een loep nodig om aan de witte buisvormige kronen te zien dat ze zijn samengesteld uit vijf kroonslippen. De dunne steel steekt behoorlijk ver uit de bloem. De vrouwelijke bloemen hebben geen nectar productie. Toch is nectar vereist om insecten met pollen aan te trekken ten einde bestuiving en bevruchting te geven. Dit is opgelost doordat in elk hoofdje in het midden een paar grotere nectarproducerende bloemen zitten die wel wat op mannelijke bloemen lijken, die geen pollen produceren, maar wel nectar.

Aan de nootjes die ontstaan na bevruchting zit dan het witte pappus.

De grote bladeren komen in opgerolde toestand uit de wortelstokken te voorschijn en ontvouwen zich dan. Dit begint aan het eind van de bloeiperiode. Ze groeien uit tot rabarberachtige afmetingen met geribde stelen van wel 1 m lengte en enorme bladoppervlakken tot wel een halve meter groot. In het najaar sterven de bovengrondse delen van deze overblijvende plantensoort af.

MM_130429

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Hoefblad - Petasites
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 0.45 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
paars, wit, roze
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
composietenbloem, buisvormig
Bloemtype:
eenslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
hol, rechtopstaand, behaard, liggend
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
hartvormig
Bladrand:
getand
Ondergronds deel:
vlezig rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Met uitzondering van het hoge noorden, komt Groot hoefblad voor in heel Europa. Zuidwest-Azië hoort ook tot het oorspronkelijke areaal van de soort. Inmiddels is het ook ingevoerd in Nieuw-Zeeland en in het oosten van Noord-Amerika en daar ingeburgerd.

Groot hoefblad is een soort van zeer natte voedselrijke bodems. Je vindt de soort dan ook vaak aan de oevers van waterlopen. Ook stenen beschoeiingen zijn plekken waar de soort zich kan vestigen en handhaven. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, deelt de soort in bij de plaatselijk nogal natte en hoog opgaande

33Aa5 Zevenblad-associatie

De plantensoort 'Groot hoefblad' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Opmerkelijk is dat de soort vooral verspreid wordt door afbrekende stukken van de wortelstokken en niet zozeer via zaad. Zaad kan alleen maar gevormd worden als groepen vrouwelijke resp. mannelijke planten niet al te ver van elkaar verwijderd zijn; immers insecten moeten de afstand kunnen overbruggen om pollen over te brengen.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Groot hoefblad, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 89.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 610. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 701.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1088.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Petasítes hýbridus.

In het Duitse spraakgebied: Gewöhnliche Pestwurz, Korbblütengewächse; cf Kosmos Naturführer (2017). Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora geeft Gemeine Pestwurz als Duitse naam.