Wanneer de plant niet bloeit suggereren de in polvormige rozetten staande lijnvormige bladeren dat je te doen hebt met een gras. Maar als uit de rozetten de stengels te voorschijn komen met daarop de hoofdjesachtige bloeiwijze met roze tot lichtpaarse of rode bloemen, weet je zeker dat het niet om een echt gras gaat. Het is Engels gras, Armeria maritima. Het is een plant van schorren en kwelders die goed is aangepast aan zoute omstandigheden. Daardoor vind je haar tegenwoordig ook wel langs in de winter gepekelde wegen.
Een bijzonder opvallende plantensoort die tot de Strandkruidfamilie hoort is Engels gras, Armeria maritima (Mill.) Willd..
De soort lijkt door de lijnvormige bladeren als ze niet bloeit heel erg op een gras, maar de bladeren zijn wel wat vlezig en dik. Dat duidt erop dat de plant er op is gespecialiseerd om zuinig om te gaan met water. Dat is ook zo, ze staat op plekken waar het zoutgehalte tamelijk hoog kan zijn, zoals op schorren en kwelders, een natuurlijke standplaats van Engels gras, maar ook in bermen van wegen, waar in de winter met zout gestrooid wordt en in tuinen. Deze laatste standplaatsen zijn geen natuurlijke standplaatsen, maar de soort gedijt er goed. Zelfs worden er varianten gekweekt die worden aangeplant in bermen. Deze hebben dan vaak hoofdjes met bloemen die rood gekleurd zijn en niet roze, wat de kleur is van de wilde soort uit onze flora.
Engels gras heeft een dikke ondergrondse wortelstok en bovengronds staan de bladeren in op pollen lijkende rozetten. Met die wortelstok kan een plant grote oppervlakken koloniseren. Dat heeft tot gevolg dat veel dicht bij elkaar staande rozetten de facto tot een en dezelfde plant horen. De lijnvormige bladeren zijn tot 5 mm breed, ze hebben van onderen een duidelijke middennerf en ze zijn in staat om zout af te scheiden. Op die manier houden ze het zoutgehalte voldoende laag, zodat de fysiologie niet al te sterkt beïnvloed wordt.
In het centrum van de rozetten ontwikkelt zich een roodkleurige knop waaruit een steel met daarop een hoofdjesachtige bloeiwijze ontstaat. Onder de bloeiwijze zie je een naar beneden wijzende schede, die iets uitstaat. Het kan zijn dat daarmee wordt voorkomen dat insecten, zoals mieren, langs de, soms fijn behaarde, steel omhoog kunnen kruipen tot in de bloeiwijze. Onder het hoofdje is een aantal schutbladen te vinden en deze zogenaamde buitenste schutbladen hebben een groene middenstreep die vaak eindigt in een spitsje. De binnenste schutbladen zijn geheel vliezig en stomp. Op de bloemhoofdjesbodem staan de kleine bloemen. Ze hebben een vergroeide kelk met vijf kelktanden, die behaard zijn, en een vliezige binnenkelk. De roze kroonbladen zijn aan de voet vergroeid en de vijf meeldraden staan midden voor de kroonbladen en zijn ook onderaan met deze kroonbladen vergroeid. Het bovenstandig vruchtbeginsel, eenhokkig met een zaadknop, heeft vijf stijlen met harige stempels. De bloemetjes lijken wel wat op die van Sleutelbloem, maar wijken in het aantal stijlen en stempels duidelijk af. Nadat het vruchtbeginsel zich tot een doosvrucht heeft ontwikkeld blijft de vliezige kelk eraan zitten. Deze zorgt als een klein parachuutje ervoor dat de vrucht wat verder van de moederplant kan meegenomen worden door de wind. Ook kan de vrucht met behulp van deze vliezige kelk een eindje meedrijven op het water als er sprake is van een erg hoog tij.
MM_130630
Het areaal van Engels gras zijn de kuststreken van de koude en gematigde zone van het noordelijk halfrond en de Europese gebergten. Hooggelegen schorren en kwelders zijn in de kuststreken de gebieden waar het staat, zodat het niet te vaak overstroomt met zout water. Het kan zich nog hier en daar handhaven langs de vroegere Zuiderzeekusten. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft Engels gras als een kensoort van het 26Ac Verbond van Engels gras.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Engels gras verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 73.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 269. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 540.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 816.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Arméria marítima.