Een vrij zeldzame waterweegbree is de Smalle waterweegbree of Alisma gramineum. De soort is als water- en oeverplant te vinden in de Laagveengebieden, maar is redelijk zeldzaam. De bladeren zijn smal en lijnvormig of licht elliptisch tot lancetvormig. De bloemen met lila kroonbladen staan in pluimen.
Een vrij zeldzame water-, oever- en moerasplant is de Smalle waterweegbree, Alisma gramineum Lej., uit de Waterweegbreefamilie of Alismataceae. Een meer voorkomende soort is de Grote waterweegbree.
In de natte bodem vind je de wortelstokken, waaruit de planten tevoorschijn komen. De bladeren vormen als het ware een rozet op de wortelstok. Als de plant in het water staat vormt soms alleen smalle onderwaterbladeren. De plant komt dan niet in bloei met een boven water uitstekende pluim, maar onderwater vindt in de gesloten bloemen zelfbestuiving plaats. We spreken dan van cleistogame bloemen.
De onderwaterbladeren zijn lijnvormig, ongeveer één cm breed met een driehoekige bladtop en kunnen heel lang worden tot wel driekwart meter. De boven het water uitstekende bladeren hebben een elliptisch tot spatelvormige bladschijf die in de steel versmald is. Ook de planten in de oeverzone en op moerassige standplaatsen hebben bladeren met bladschijven, die alle in de steel versmallen. Ze hebben dus geen hartvormige voet zoals we bij de Grote waterweegbree kennen en de top van de bladeren is stomp.
De bloeiwijze is een pluim, zoals we bij de twee andere Waterweegbreesoorten eveneens aantreffen. De schacht van de pluim, of bloeistengel, is bladloos en verloopt van rond naar driekantig. In die pluim staan de bloemen in kransen. De bloemen zijn regelmatig, drietallig. De lila kroonbladen zijn maar net iets langer dan de kelkbladen. Ze zijn ongeveer 1,5 maal zo lang. Dit is een goed onderscheidend kenmerk ten opzichte van de twee andere Waterweegbreesoorten, waarbij de kroonbladen 2-3 maal zo lang zijn als de kelkbladen. Net als bij de andere Waterweegbreesoorten is de nagel van het kroonblad geel. In de geopende bloemen staan 6 meeldraden en veel vruchtbeginsels die in een krans gerangschikt staan. Deze opbouw lijkt wel wat op kaasvorm die we ook aantreffen bij de Kaasjeskruiden. Maar binnen de krans is een holte. De vruchtbeginsels hebben een kleine stijl die gekromd is; de stijl steekt niet boven de vruchtbeginsels uit tijdens de bloei, zoals we dat wel kunnen zien bij de grote en de Slanke waterweegbree. Aan de uitgegroeide vruchten, die op de rug allemaal twee groeven hebben, is die gekromde stijl als rest terug te vinden. In tegenstelling tot de bloemen van de Grote en Slanke waterweegbree, gaan die van de Smalle waterweegbree al heel vroeg in de ochtend open tot in de avond.
De Smalle waterweegbree vind je nog het meest in Laagveengebieden; ook komt de soort voor langs de grote rivieren en in natte duinvalleien, maar verder is hij zeer zeldzaam te inden.
MM_181110
Het verspreidingsgebied van de Smalle waterweegbree omvat de gematigde, meer continentale streken van het noordelijk halfrond. Als zeldzaamste soort Waterweegbree komt hij in Nederland het meest voor in de Laagveengebieden van Zuid-Holland. Hij komt minder voor in Noord-Holland en het westelijk deel van Utrecht.
De bestuiving geschiedt door vliegen en wespen, terwijl de verspreiding der zaden door het water gebeurt.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van de Smalle waterweegbree, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 226-227.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 88. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 97-98.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 217.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Alísma gramíneum.