Nachtsilene, Silene nutans, herken je overdag aan de meestal, vooral bij helder en zonnig weer, verfomfaaide witte kroonbladen. De planten hebben allemaal een duidelijke rozet met spatelvormige bladeren en aan de behaarde stengels tegenoverstaande smalle bladeren. De bloemen staan in meestal uit drie bloemen bestaande bijschermen en vormen in de bovenhelft van de plant een naar één kant neigende bloeiwijze.
De meerjarige Nachtsilene, Silene nutans L., uit de Anjerfamilie of Caryophyllaceae, lijkt in eerste instantie wel wat op de Avondkoekoeksbloem en de Blaassilene. Vooral door de kleur van de bloemen. Maar wat meteen opvalt overdag is dat de bloemen er meestal heel verfomfaaid uitzien als je ze vergelijkt met beide andere genoemde soorten. 's Nachts daarentegen zijn de bloemen juist mooi fris en zijn de platen van de kroonbladen mooi strak; de bloemen geuren dan heel duidelijk. Het zijn dan ook echte nachtvlinderbloemen, die overdag weinig aantrekkelijk hoeven te zijn voor hun bestuivers.
Ondergronds hebben de planten wortelstokken, waarmee ze zich ook vegetatief kunnen uitbreiden en flinke groepen kunnen vormen. Op de knopen op de wortelstokken ontwikkelen zich in eerste instantie rozetten. Deze rozetten bestaan uit een flink aantal meestal grote bladeren die spatelvormig zijn. Uit de rozet komt de rechtopstaande stengel tevoorschijn die in de bovenste helft de bloeiwijze vormt. Aan de stengel zitten veel kleinere smalle en langwerpige bladeren tegenover elkaar.
In de bloeiwijze staan flink wat meestal driebloemige bijschermen. De bloemen hebben een lange bloemsteel en staan dwars af naar buiten of hangen naar beneden. De hele bloeiwijze neigt naar één kant. De bloemen staan drie nachten na elkaar open met hun diep ingesneden kroonbladen. In de eerste nacht zijn de buitenste ring van vijf meeldraden rijpe en naar buiten gestoken, de tweede nacht de binnenring van vijf meeldraden en de derde nacht steken de drie stijlen die dan ontvankelijke stempels hebben ver naar buiten. De meeldraden zijn dan verwelkt en de helmdraden zijn verfrommeld waardoor de helmhokken op de keel van de kroonbuis liggen of naar onderen bungelen. Na bestuiving en bevruchting ontwikkelt het bovenstandig vruchtbeginsel zich tot een dikke doosvrucht die binnen de kelk blijft zitten. De kelk is tijdens de bloei slank, dit is een onderscheid met de Blaassilene, en heeft tien ribben. Als de vrucht rijpt zie je de tanden van de kelk, die dan pas dikker wordt, om de top van de doosvrucht staan. De doosvrucht springt uiteindelijk open en de zaden kunnen dan verspreid worden.
De plant is in zijn geheel bezet met korte klierharen, dat zijn haren met een duidelijk klierpuntje op de top. er zijn geen lange klierloze haren op de plant te vinden.
MM_201231
Nachtsilene heeft een verspreidingsgebied dat zich uitstrekt tot over het midden van Europa, Siberië en Japan. Nederland en België liggen aan de noordwest grens van dit areaal. De soort is dan ook lang niet zo verbreid in onze contreien als bijvoorbeeld de Blaassilene en de Avondkoekoeksbloem. Groeiplaatsen van de soort zijn de kalkrijke duinen, de hogere randen van de rivierdalen en krijtbodems; kortom op drogere grazige grond en in laag struikgewas en op zoomhellingen.
De Nachtsilene is wat we een korte nacht plant noemen. In de periode van de voorzomer en zomer wanneer de dagen op zijn langst en de nachten derhalve het kortst zijn bloeit deze plant. Dat is dus rond 21 juni. De nachten zijn dan ook meestal relatief warm en dat bevordert de bestuiving door nachtvlinders die vooral afkomen op de sterke geur die de bloemen 's nachts afgeven. Nachtvlinderbloemen hebben vaak witte kroonbladen en dat is bij de nachtsilene ook het geval. Deze kleur steekt uiteraard ook nog eens goed af tegen de donkerte.
Meer informatie over de ecologie van Nachtsilene en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 208-210.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Duistermaat, L (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 533.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 440.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Siléne nútans