Aan de grote hoofdjes met paarsrode buisbloemen, die aan de top van de lange rechtopstaande stengels staan, is de Knikkende distel gemakkelijk te herkennen. Deze hoofdjes kunnen tot 7,5 cm breed zijn. Ze staan meestal alleen aan de nauwelijks vertakte stengel en bijna altijd naar opzij geknikt. De stengel is gevleugeld met stekelige lijsten. Deze lijsten zijn de voortzetting van de zittende verspreid staande langwerpige bladeren, die net als bij de Kruldistel een stekelige bladrand hebben.
Een opvallende, wat zeldzamere, distelsoort is de Knikkende distel, Carduus nutans L., uit de Composietenfamilie.
Deze distel is nauw verwant aan de Kruldistel, maar onderscheidt zich van de zeer algemene Kruldistel door de geknikte grote hoofdjes. Deze hoofdjes kunnen tussen de 3 en 7,5 cm in doorsnee zijn. Opvallend is ook dat het stengeldeel onder het hoofdje niet stekelig is: de typische gestekelde vleugels, die we van Kruldistel kennen, zijn hier afwezig. De stekelpuntige omwindselbladen zijn breed aan hun voet en staan met een scherpe knik naar buiten toe gericht, zodat ze onder de paarsrode buisbloemen als een stekelige kraag afstaan. Na de bloei gaan de hoofdjes helemaal naar beneden hangen en staan de omwindselbladeren als een stekelige ster met hun onderkant naar de hemel gericht.
De planten kunnen erg groot worden tot zo'n 2 meter. De stengel is nauwelijks vertakt en bezet met stekelige vleugels. Deze zijn te beschouwen als doorlopende lijsten van de verspreid staande smalle langwerpige bladeren die eveneens een sterk stekelige rand hebben. Deze bladeren zijn van boven kaal en tamelijk glanzend. Vaak hebben de stekels aan bladeren een paarse basis.
De Knikkende distel is een soort van zandige rivierduinen langs de grote rivieren en te beschouwen als een soort van pionierruigten. De bodem bestaat bij voorkeur uit zandige of zavelige enigszins kalkrijke grond, die in de uiterwaarden een enkele keer overstroomd wordt, waarbij dan nieuw voedselrijk slib wordt afgezet. Ze komt ook wel voor in stuifduinen, waarbij het dynamische stuifzand milieu van voordeel is, en verder in Zuid-Limburg, waar ze zich op de kalkbodem eveneens goed thuis voelt in de rand van struweel.
MM_140406
Het verspreidingsgebied of areaal van de Knikkende distel omvat vrijwel heel Europa, West- en Midden-Azië en het gebied van het Atlasgebergte in Noord-Afrika. In Nederland is deze soort algemeen in het rivierengebied, de duinstreek en Zuid-Limburg. Je kunt haar in België hier en daar zien in het gebied van de Maas en het zuidelijke deel van de Ardennen. Aan de Belgische kust en in Brabant is de soort echter zeer zeldzaam. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland wordt ze beschreven als kensoort van de
31Ca2 Kweekdravik-associatie
Hoe de Knikkende distel aan haar naam komt is natuurlijk heel duidelijk: de geknikte hoofdjes hebben de naam bepaald. Dat geldt ook voor de wetenschappelijke naam.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van de Knikkende distel, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 125
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 617. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 675.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1092-1093.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Cárduus nútans.