Zoals de naam van deze klaversoort Hazenpootje, Trifolium arvense, al aangeeft is deze soort van drogere gras- en hooilanden vooral tijdens en na de bloei gemakkelijk te herkennen aan het uiterlijk van de bloeiwijzen. Deze cilindervormige hoofdjes staan op lange stelen en hebben door de lange grijze haren die op de kelktanden staan een sterke gelijkenis met de pootjes van konijnen of hazen.
In drogere gras- en hooilanden waar vaak veel kleurige soorten planten staan vallen in de zomer, na de langste dag, de grijze sterk behaarde bloeiwijzen op van Hazenpootje, Trifolium arvense L., uit de Vlinderbloemenfamilie of Fabaceae, voeger ook wel Papillionaceae.
Het is een tamelijk kleine maar sterk vertakte een- of tweejarige plant, die tijdens de bloei en daarna erg opvalt door de grijze en sterk behaarde hoofdjes, die de vorm van een cilinder hebben. Je ziet weinig van de witte kleur van de kroonbladen. Dat komt doordat de kroonbladen veel korter zijn dan de lange roodaangelopen kelktanden. De vijf kelktanden zijn allemaal even lang en heel sterk behaard met recht afstaande haren, waardoor het hoofdje een grijs donzig uiterlijk heeft. Het lijkt daardoor sterk op een pootje van een konijn of haas. Daarvan is de Nederlandse naam dan ook afgeleid. Tijdens de bloei worden de kroonbladen van wit tot rozerood tot bruin en na bestuiving en bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot kleine bruine peultjes. De beharing van de kelktanden heeft een functie die vergelijkbaar is met het vruchtpluis zoals we dat kennen van de Paardenbloem en draagt bij aan de verspreiding van de vruchten.
De zaden kiemen in het voorjaar en dan groeit de plant uit met liggende tot opstijgende stengels. Deze stengels en de bladeren zijn sterk behaard met aanliggende haren, waardoor de bladeren een grijs tot viltig uiterlijk hebben. De stengels zijn op doorsnede niet hol maar gevuld. De samengestelde bladeren hebben korte steeltjes, ongeveer zo lang als de steunblaadjes, en bestaan uit drie deelblaadje met een gave rand. Waar de bladeren aan de stengels staan staan twee steunblaadjes die in een spits eindigen, die wel wat op een zweep lijkt. De deelblaadjes zijn langwerpig tot lancetvormig.
De plant staat op zonnige plaatsen die door de betreding van vee tamelijk open zijn. De grond waar ze op staan is zandgrond die niet stuift, en kalkarm en zuur is. Ook staat de plant graag op plekken waar gerommeld wordt of die bewerkt worden zoals randen van bermen, langs spoorwegen en op braakliggende akkers.
MM_130221
Het verspreidingsgebied of areaal van Hazenpootje omvat Europa met uitzondering van de koudere noordelijke streken. Verder is het ook aan te treffen in de aangrenzende gebieden van Azië en Noord-Afrika. In Nederland en België is het algemeen op de zandgronden en het komt in toenemende mate voor op plekken waar het van oorsprong minder voorkwam doordat er aanvoer plaatsvindt van zand zoals in de veengebieden en klei- en lössgebieden. In de Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland van Schaminée, J. et al. (2010) wordt Hazenpootje omschreven als een soort die kenmerkend is voor
14B Droge graslanden
Hazenpootje is een indicatorsoort voor de volgende processen: ontkalking van de bodem en betreding en begrazing.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Hazenpootje en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 146.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 372-372. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 354.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 763.
Uitspraak wetenschappelijke naam: Trifólium arvénse