Een onopvallend gras is Handjesgras of Cynodon dactylon, onopvallend, totdat je de plant en vooral de halmen wat beter bekijkt. De plant valt op door de dichte mat van scheuten en korte bladeren. De halmen vallen op doordat ze afwijken van de meeste West-Europese grassen, we zien een stervormig vertakte bloeiwijze die wel wat doet denken aan de vingers van een hand. Iedere deelbloeiwijze bestaat weer uit een groot aantal vrij kleine eenbloemige aartjes, deze staan in twee rijen, maar wel vrijwel naar één zijde gericht. De stengel draagt een beperkt aantal bladeren en in plaats van een tongetje vinden we een rij haren. Dit gras heeft zowel bovengrondse uitlopers, stolonen, als ondergrondse uitlopers, wortelstokken die we ook rhizomen noemen. Met deze twee manieren van uitbreiden kan al gauw een heel gebied gekoloniseerd worden. Vooral langs rivierstrandjes, op zandige plekken in de uiterwaard en in de duingebieden van Zeeland en Zuid-Holland, kunnen we Handjesgras waarnemen.
Handjesgras, Cynodon dactylon (L.) Pers., is een plant uit de Grassenfamilie of Poaceae.
Oorspronkelijk komt de plant uit warme streken in Afrika en het Midden-Oosten, maar is op veel plaatsen ingeburgerd. Via bovengrondse uitlopers of stolonen, en ondergrondse uitlopers of rhizomen, weet de plant hele plekken te bedekken. Het is een laag gras, de halmen slechts 8 tot maximaal 30 cm hoog, een groot deel van de bladeren is aan de kruipende stolonen te vinden. Deze vertakken zich sterk, waarbij korte bebladerde scheuten worden gevormd. De vertakkingen wortelen op de knopen. Op deze manier wordt al snel een heel gebied ingenomen.
Het blad is grijsgroen van kleur, kort, meestal niet meer dan 2 tot 15 cm lang, met ruwe randen en een korte beharing, soms bijna zonder haren. In plaats van een tongetje is op de grens van bladschede en bladschijf een krans van korte haren te vinden. Aan de twee zijkanten van de krans zijn ook langere haren aanwezig.
De halmen zijn rechtopstaand of opstijgend en niet lang, tot maximaal 30 cm hoog maar meestal korter, enigszins afgeplat, buigzaam en onbehaard.
Een aantal aren, 3 tot 6, zijn geclusterd in een stervormige uitgespreide bloeiwijze iedere tak draagt twee rijen eenbloemige aartjes, die vrijwel ongesteeld aan de as geplaatst staan. Beide rijen zijn ongeveer naar beneden gericht. De tweeslachtige bloemen zijn vrijwel geheel bedekt door het lemma (buitenste kroonkafje), de kelkkafjes zijn veel kleiner. De bloeitijd is van juli tot september. De bloeiwijze toont gelijkenis met die van de twee soorten Vingergras.
GB _2014-12-24
Handjesgras komt voor op zonnige droge weinig bemeste zandige plaatsen, vaak op enigszins licht kalkhoudende grond langs de grote rivieren. Daarnaast is het aanwezig op allerlei plekken in de zuidelijke duinstreek en in stedelijk gebied.
Dit gras zou zijn oorspronkelijke verspreiding in het Midden-Oosten en in Afrika hebben, maar is in een groot aantal gematigde of zelfs tropische gebieden ingeburgerd. Het is in Noord-Amerika te beschouwen als een lastige invasieve soort (Bermuda grass), evenals op vele plekken op aarde. In Nederland vinden we het op de wat hogere rivierstranden, rivierduinen wegranden en op dijken. Vrij zelden ook in het Deltagebied en de zuidelijke duinstreek. In België plaatselijk in de Kempen en het uiterste zuidoosten van het land.
Schaminee et al., 2010; Veldgids Plantengemeenschappen beschrijft Handjesgras als een kensoort van het
14Bc Verbond van droge Stroomdalgraslanden en wel in
14Bc1 Associatie van Vetkruid en Tijm
14Bc2 Associatie van Sikkelklaver en Zachte haver
De groei van dit gras wordt in vol zonlicht sterk bevorderd, onder schaduw omstandigheden geremd. Onder droge omstandigheden worden lange wortelstokken aangelegd. Andere namen zijn Kweek in Zuid-Afrika, Cough in Australië of Creeping Dog s-Tooth-grass op de Britse Eilanden.
Meer informatie over de herkomst van Handjesgras en over ecologie en verspreiding is te vinden bij Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 212.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 240. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 293.
Determinatie is ook goed mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 883.
Uitspraak (klemtoon of accenten) van de wetenschappelijke naam: Cýnodon dáctylon.