Video Determinatie

Goudhaver - Trisetum flavescens

In de maand juni siert Goudhaver, Trisetum flavescens, de bovenranden van veel dijken. Het gras lijkt wel wat op Glanshaver en blinkt ook opvallend in de zon. De pluim is echter fijner en sierlijker van vorm dan die van Glanshaver. Opvallend in de pluim zijn de geknikte kafnaalden die ontspringen aan de rug van de onderste kroonkafjes. In ieder aartje vind je meer dan twee volledige bloemen. Dat is ook een onderscheid met Glanshaver, die meestal maar twee bloemen in een aartje heeft.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een gras dat tijdens de bloei opvalt door zijn goudglanzige kleur, vooral als de zon erop schijnt, is Goudhaver, Trisetum flavescens (L.)P.Beauv., uit de Grassenfamilie of Poaceae.

Het is een gras dat een fijnere uitstraling heeft dan Glanshaver, maar in eerste instantie zou je wellicht denken met dit forser gras te doen te hebben. Immers ook Glanshaver doet zijn naam eer aan en glanst in de zon.

Het verschil tussen Goudhaver en Glanshaver is snel gemaakt: in de aartjes van Glanshaver zitten maximaal twee bloemen, zelden drie vier, terwijl in de aartjes van Goudhaver tenminste drie en soms zelfs vier bloemen te vinden zijn. De aartjes zijn kleiner en tot maximaal 1 cm. Wel zijn ook bij Goudhaver de kafnaalden heel opvallend aanwezig. Ze ontspringen op de rug van het onderste kroonkafje of lemma en wel op ongeveer een derde van de top van het onderste kroonkafje. Soms is de naald duidelijk geknikt, wat de herkenning van dit gras nog gemakkelijker maakt. Met een goede loep is ook te zien dat de top van dit kroonkafje eindigt in twee kleine tandjes. De wetenschappelijke naam Trisetum, wat zoveel betekent als drieborstel, slaat op deze twee tandjes plus de kafnaald. Onder aan elk aartje zitten de twee kelkkafjes. Deze reiken tot ongeveer halverwege de erboven staande bloem en zijn enigszins gekield, dat is gevouwen op de ene nerf of op de middelste van de drie nerven.

In elke bloem zijn tijdens de bloei de twee geveerde stempels zichtbaar en de drie meeldraden met de helmhokken, die de voor grassen bekende X vorm hebben. Deze helmhokken vallen na het vrijgeven van het sterk allergeen stuifmeel of pollen al snel af. Het vruchtbeginsel groeit uit tot een graanvrucht of korrel. Met een sterke loep is verder te zien dat de spil van de aartjes bezet is met korte en wat langere haren.

Lange haren vind je ook op de schede van de onderste bladeren en de bladschijven van de tot een halve cm brede bladeren zijn eveneens met lange haren bezet. Maar naar boven toe zie je op de stengel en de bovenste schede nauwelijks of geen haren. Op de overgang van bladschede naar bladschijf is een klein vliezig tongetje te vinden van nog geen mm groot.

Goudhaver met zijn rijke pluim bloeit vooral in de maand juni, maar kent soms een opmerkelijke tweede bloei in de maand september. Het gras groeit in tamelijk losse pollen, zodat je gemakkelijk een plant uit de bodem kunt vrijmaken. Je hebt dan zicht op het bijwortelstelsel en je kunt dan ook zien dat elke plant een paar scheuten vormt die niet gaan bloeien. Daaraan is te zien dat je met een meerjarige grassoort hebt te maken.

De soort houdt niet van een al te rijke bodem, zoals Glanshaver. De bodem moet in alle opzichten matig zijn, dus matig vochtig tot droog en matig voedselrijk. Op dijken vind je dan ook meestal Glanshaver wat meer aan de wat meer voedselrijke dijkvoet, terwijl de Goudhaver wat hoger staat, waar de voedselrijkdom, door uitspoeling van de mineralen, al wat minder is.

MM_150915

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Trisetum - Trisetum
Plantvorm:
gras
Plantgrootte:
0.25 - 0.60 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
strokleurig, geel, violet, groen
Bloeiwijze:
pluim
Bloemvorm:
grasbloem
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
2 kelkkafje, 2 kroonkafje
Meeldraden:
3 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
2
Stempels:
2
Vrucht:
graanvrucht of korrel
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstanden:
in rijen, in losse pollen
Bladvorm:
lijnvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
bijwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied van Goudhaver omvat vrijwel heel Europa. Ook het aansluitende Atlasgebied van Noord-Afrika, de Kaukasus en delen van Centraal-Azië horen tot het natuurlijk verspreidingsgebied. In Nederland vind je de soort in het Deltagebied, de streek van Hollandse binnenduinen en het rivierengebied, waar ze de bovenrand van de dijken in de zomer goud kleurt; ook Zuid-Limburg en de aangrenzende gebieden in België horen tot de gebieden waar Goudhaver behoorlijk regelmatig voorkomt.

De plantensoort 'Goudhaver' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De kafnaalden zijn opvallend geknikt. De naam Trisetum is afgeleid van de de combinatie van de twee tandjes waarin het kroonkafje eindigt met de daar tussen omhoogreikende kafnaald.

Nog meer informatie over de ecologie van Goudhaver en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5:

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 220.  Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 247.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 261.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Trisétum flavéscens.