Een tamelijk zeldzame Fijnstraal is Scherpe fijnstraal, Erigeron acris. De planten hebben rozetten tijdens de bloei en de stengel is vaak bruinrood tot paarsig aangelopen. De bloemhoofdjes zijn niet breed, zo rond een cm. Ze hebben wel lintbloemen, maar de linten zijn slechts 2 mm lang en niet vlak doch draaddun en lila van kleur. Centraal in een hoofdje staat een aantal geelkleurige buisbloemen. De planten zijn bezet met lange haren.
Een twee- of zelfs meerjarige plantensoort uit het geslacht Fijnstraal is de Scherpe fijnstraal, of Erigeron acris L., uit de Composietenfamilie of Asteraceae. Dat de soort niet éénjarig is blijkt uit het feit dat tijdens de bloei wortelstandige rozetbladeren aanwezig zijn. Die ontbreken bijvoorbeeld bij de éénjarige Canadese fijnstraal een zeer algemene soort van ruderale plekken tijdens zijn bloei.
Op de ondergrondse delen, een korte wortelstok, ontwikkelen zich in het eerste jaar na kieming een aantal rozetten met wortelstandige rozetbladeren die spatelvormig zijn; ze hebben hun grootste breedte boven het midden van het blad. In het tweede jaar of nog wat later ontwikkelt de plant een bruinkleurige bloeistengel waaraan meer lancetvormige dan spatelvormige bladeren verspreid zitten. Deze bladeren en de stengel zijn behaard, de bladeren vooral aan de bladrand. De haren zijn niet vertakt. Dit is een mooi onderscheid met de vele rozetten van soorten uit de Kruisbloemenfamilie die naast gewone haren vaak gaffelvormige haren en sterharen naast gewone haren bezitten.
Bovenin vertakt de stengel waardoor er een pluim van hoofdjes ontstaat. De hoofdjes zijn maar een cm of zelfs minder breed. Een hoofdje heeft een meerrijig omwindsel, dat ook donkerkleurig kan aanlopen. Daarbinnen staat een krans van lintbloemen. De linten zijn maar heel kort tot 2 mm lang en lila tot roze of wit van kleur; deze linten zijn niet echt vlak maar draaddun en slechts een paar tienden van mm breed; het zijn bloemen met alleen stijl en stempels. Dit is wel een hele opvallende eigenschap van de Scherpe fijnstraal. In het midden van het hoofdje staat een aantal geelgekleurde buisbloemen. Tussen de eenslachtige lintbloemen en de tweeslachtige buisbloemen staat een rand van vervormde schijfbloemen die in feite bestaan uit een witte tot rossige krans van pluisharen; het lijkt wel wat op pappusharen; ook deze bloemen zijn vrouwelijk bloeiend.
Na bestuiving en bevruchting ontwikkelen de onderstandig vruchtbeginsels zich tot nootjes. Na de bloei en zaadzetting sterft de plant meestal af.
De plant heeft een voorkeur voor droge kalkrijke en zandige grond; je vindt hem dan ook wel op muren en dijken verder in de duinen en langs rivieren. De soort is ook te vinden in de stedelijke omgeving, zoals in Amsterdam en op een paar plekken in Maastricht; verder ook op een aantal krijthellingen in Zuid-Limburg en de aansluitende gebieden in België.
MM_210108
Het areaal van Scherpe fijnstraal omvat de gematigde en koudere streken van het noordelijk halfrond. In onze contreien is de soort niet heel algemeen, hoewel ze op diverse bodemomstandigheden kan gedijen; je zou hem meer verwachten te vinden; immers open, zonnige en zandige droge tot wat vochtige bodems zijn geen zeldzaamheid. Maar de soort is gevoelig voor bemesting en in dichte begroeiing wordt hij verdrongen en kan zich niet handhaven. De soort kan ook op oude muren goed gedijen, omdat op dergelijke standplaatsen de concurrentie van andere vaak snel groeiende algemene soorten ontbreekt.
Een bijzonderheid is toch wel de opbouw van het hoofdje. Normaalgesproken heb je bij de Asteraceae te maken met lintbloemen en/of buisbloemen. In de hoofdjes van Scherpe fijnstraal is tussen de buisbloemen en de lintbloemen een rand van schijfbloemen aanzwezig die alleen vrouwelijk zijn en enkel pappus lijken te hebben.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Scherpe fijnstraal, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 42-44.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005), 23ste druk: 594; of met de nieuwste uitgave van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 713.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1053.
Denters, T. (2020) Stadsflora van de Lage Landen, Fontaine Uitgevers: 345, 387, 424 en 431.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Erigéron ácris.