Met zijn mooie als ze open staan stervormige tot zo'n 5 cm in doorsnee grote witte bloemen valt de Gewone vogelmelk, Ornithogalum umbellatum L. direct op zijn standplaatsen op. Je vindt de soort in de voedselrijkere Abelen-Iepenbossen, maar ook wel in de uiterwaarden, en de binnenduinrand. Soms valt deze soort ook op een enkele plek op een oude muur te vinden. De buitenkant van de witte bloemdekbladen hebben in het midden een groene streep. Ook dit kenmerk maakt deze plantensoort goed en gemakkelijk herkenbaar.
Tot de Aspergefamilie of Aparagaceae hoort de Gewone vogelmelk, Ornithógalum umbellátum L.. Vroeger werd de soort ondergebracht binnen de Leliefamilie of Liliaceae en dat is niet vreemd gezien de vorm van de bloemen. Ze hebben inderdaad wat weg van kleine lelietjes.
De bloemen staan in een schermvormige tros op een bloemsteel die uit een ondergrondse bol te voorschijn komt. De tros lijkt zo sterk op een scherm, omdat de bloemstelen van de onderste bloemen veel langer zijn dan die van de bovenste bloemen en omdat de stelen schuin naar boven gericht staan. Een bloem in knop kleurt groen, en als de bloem opengaat, blijven de twee maal drie bloemdekbladen in het midden groen van kleur. De randen van de bloemdekbladen zijn wit en aan de binnenkant zijn de bloemdekbladen geheel wit. We spreken bij bloemen van soorten uit de lelie- en aspergeachtigen van bloemdekbladen, omdat de van oorsprong drie kelk- en kroonbladen wel nog structureel te onderscheiden zijn, je kunt zien dat er sprake is van drie buitenste (kelk-) en drie binnenste bloemdekbladen (kroonbladen), maar qua vorm en kleur praktisch aan elkaar gelijk zijn. Binnen het bloemdek staan 6 meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel dat zich soms tot een doosvrucht met zaden ontwikkelt. Onderzoek heeft uitgewezen dat de plant zich in onze streken vrijwel alleen maar door middel van bollen verspreidt en dat de zaden weliswaar kunnen kiemen maar slechts zelden tot een volwassen plant uitgroeien. Mogelijk kan dit wel plaatsvinden met zaad dat van elders afkomstig is. De plant is dan ook nogal zeldzaam en staat op de Rode lijst als beschermde soort.
De smalle lijnvormige tot maximaal zo'n 8 mm brede bladeren met een lengte tot wel 20 tot 25 cm hebben in het midden een vouw en hebben daar vaak een witte streep.
Ondergronds hebben ze een bol waaraan later ook nevenbollen kunnen ontstaan. Deze zijn van belang voor de verspreiding van de soort.
Gewone vogelmelk treffen we aan in de voedselrijke tamelijk vochtige Abelen-Iepenbossen en verder hier en daar op open plekken in de uiterwaarden en in wegbermen. Ook in de binnenduinrand kun je de plant vinden. De plant lijkt zich ook door verwildering uit tuinen enigszins uit te breiden.
Er zijn twee ondersoorten te onderscheiden aan de hand van de grootte en vorm van de ondergrondse bol. Maar dit onderscheid wordt hier niet nader uitgewerkt.
MM_120409
Gewone vogelmelk is aan te treffen in heel Europa maar niet in het noorden; verder komt ze voor in het Atlasgebied in Noord-Afrika en Zuidwest-Azië. Ook in Noord-Amerika raakt ze ingeburgerd. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland wordt de soort beschreven als een van de belangrijke soorten in de plantenassociatie
43Aa1 Abelen-Iepenbos
Naast een plaats in de ondergroei in rijkere loofbossen tref je de soort ook aan op open plaatsen, zoals uiterwaarden. Ze staat dan in de volle zon. De bloemen gaan in de volle zon al vroeg op de dag helemaal open, wat overigens de Franse volksnaam "dame d'onze heurs" volstrekt niet suggereert. Op gure, kille en zonloze dagen blijven de bloemen vaak gesloten.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Gewone vogelmelk, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 286.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 121. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 132.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 324.