Bospaardenstaart, Equisetum sylvaticum, is een niet al te hoog wordende paardenstaart die door de grote afstanden tussen de uitstaande kransen van zijtakken een heel opvallende etagebouw heeft. Dit wordt versterkt doordat de zijtakken vertakken en daardoor het idee geven van schijven. Als eerste ontstaat in de vroege lente een stengel, de sporofoor, met daarop een sporangium. Na enige tijd is deze uitgerijpt en verdort terwijl aan de knopen de groene zijtakken tevoorschijn komen. Later komen ook niet fertiele takken uit de wortelstok omhoog.
Een meerjarige soort uit het geslacht Paardenstaart is Bospaardenstaart, Equisetum sylvaticum L. uit de Paardenstaartenfamilie of Equisetaceae. Het is een niet veel voorkomende soort die als kwetsbaar op de Rode lijst staat vermeld.
In de vroege lente komt aan de uiteinden van de wortelstokken uit de natte bodem de eerste rechtopstaande, geribde stengels tevoorschijn. Ze zijn bleekbruin en zonder bladgroen. Ze groeien uit tot een aantal decimeters hoog en dragen aan de top een sporenaar. Tijdens de verdere rijping van de sporenaar, die nog op een dunnere voortzetting van de stengel staat, begint bladgroen gevormd te worden en ontwikkelen zich op de knopen van de stengel de dunne zijtakken. In de zeshoekige sporendoosjes worden door reductiedeling de haploïde sporen gevormd die worden vrijgegeven aan de lucht en door hun springdraden, of elateren, op enige afstand van de moederplant kunnen terechtkomen. De centrale holte van de hoofdstengels beslaat ongeveer de helft van de doorsnede. De buitenkant is door stekeltjes ruw.
Op de knopen van de stengels staan de schubvormige bladeren in een krans om de stengel; de bladschubben eindigen in tanden, die bij deze paardenstaart met soms wel tot zes tanden blijven samenhangen. Een typisch kenmerk voor Bospaardenstaart. Bij andere soorten paardenstaarten zien we dat verschijnsel niet. Ook blijken de takken die kransgewijs op de knopen tevoorschijn komen te vertakken waardoor er een soort schijf lijkt te ontstaan. De plant heeft daardoor het aanzicht van een etagebouw, zoals we dat kennen van moderne flatgebouwen. Intussen komen er na deze fertiele stengels ook niet-fertiele tevoorschijn, die hoger kunnen worden tot zo'n 75 cm. Deze zijn wel meteen groen en produceren ook direct vertakkende zijtakken. Deze zijtakken hangen enigszins voorover, wat het beeld van Bospaardenstaart heel herkenbaar maakt.
MM_240805
Het verspreidingsgebied van Bospaardenstaart omvat de koudere en meer gematigde streken van het noordelijk halfrond. In onze streken komt de soort voor in nattere bossen, langs beschaduwde slootkanten en in de schaduw van bosranden en houtwallen als de bodem maar nat en wat zuur is. Hij heeft een voorkeur voor standplaatsen met ondergronds een zekere kwelwater stroming, zoals in licht hellende bronnetjesbossen.
Bijzonder is toch wel het gegeven dat de fertiele stengels, die aanvankelijk alleen een sprorofoor ontwikkelen, later ook groen kleuren en zijtakken vormen.
Meer informatie over de ecologie van Bospaardenstaart en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 19
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk:
Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 66.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Equisétum sylváticum