Video Determinatie

Bosanemoon - Anemone nemorosa

Aan het eind van de winter of vroeg in het voorjaar zijn in onze rijkere bossen en in de bossen van landgoederen vaak hele bodemoppervlakken bedekt met de Bosanemoon, Anemone nemorosa. De witte bloemen staan zo dicht bij elkaar dat je zou kunnen denken dat er nog plakken sneeuw in het bos liggen. De bloemen staan allemaal apart op een steel met drie bladeren. En het lijkt of ze zich allemaal op de zon richten om zoveel mogelijk voorjaarswarmte te ontvangen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Bosanemoon, Anemone nemorosa L., is een lage overblijvende lentebloeier uit de Ranonkelfamilie. De plant bloeit voordat de bomen en struiken in het loofbos, waar ze staat, uitlopen. Ondergronds heeft de plant wortelstokken. Als de plant in het midden van de zomer aan het eind van zijn groeicyclus begint af te sterven, wordt energie en voedselvoorraad in die wortelstok opgeslagen.

Aan de horizontaal tamelijk dicht onder het oppervlak van de bosbodem lopende wortelstok verschijnen handvormig gedeelde bladeren met een lange steel die bovenaan een beetje behaard kan zijn. Ook de bloemstelen komen rechtstreeks te voorschijn uit de wortelstokken. De kale bloemsteel heeft drie bladeren en draagt een witte bloem. De drie steelbladeren zitten als een krans onder de bloem. Deze bladeren zijn groter dan hun korte steel. De planten kunnen tot 25 cm hoog worden en hele oppervlakken bedekken, waardoor het er in het vroege voorjaar de schijn van kan hebben of er nog sneeuw in het bos ligt.

De bloemen hebben 5-7 bloemdekbladen, die vooral aan de buitenkant ook wat paars-rood aangelopen kunnen zijn. De bloemdekbladen zijn behaard. De bloemdekbladen zijn in feite gekleurde kelkbladen, die door hun kleuring op kroonbladen lijken. Kroonbladen ontbreken echter. De in de bloem staande meeldraden hebben gele helmknoppen. Er staat een aantal bovenstandige vruchtbeginsels in de bloem bij elkaar. In die tijd van bloei verzamelen insecten stuifmeel en brengen dan de bestuiving tot stand. Bosanemoon bloeit van maart tot en met mei. De bloemstengel is behaard. Elke dopvrucht bevat maar één zaadje. Deze dopvruchten worden door mieren verspreid.

Bosanemoon groeit op vochtige, matig voedselrijke, humusrijke grond in loofbossen en hakhout. Ook aan slootkanten in grasland en als stinsenplant is ze te vinden, bijvoorbeeld op buitenplaatsen in Noord en Oost Nederland. Let erop dat het sap van de plant giftig is en irriterend kan werken op de huid.

GB_121123

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Anemoon - Anemone
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.25 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
wit, roze
Bloeiwijze:
alleenstaande bloem
Bloemvorm:
regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
6 bloemdek
Meeldraden:
20 of meer
Vruchtbeginsel:
veel, bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
dopvrucht
Zaden:
-
Stengel:
kruipend
Schors:
-
Bladstanden:
verspreid, in kransen
Bladvormen:
drietallig, ingesneden, handvormig
Bladrand:
grof bochtig getand
Ondergronds deel:
vlezig rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

De met wortelstokken overwinterende meerjarige stinsenplant Bosanemoon maakt volgens Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, deel uit van de plantengemeenschappen

16Ab6 Associatie van Gewone engelwortel en Moeraszegge

43 Klasse der voedselrijke Eiken- en Beukenbossen

De plantensoort 'Bosanemoon' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Wanneer Bosanemoon zich gevestigd heeft in een bos of buitengoed en men heeft de bomen in de directe omgeving gekapt, kan deze soort nog lange tijd nadien ieder jaar weer zichtbaar worden. Daar draagt de vlezige ondergrondse wortelstok in hoge mate aan bij.

Florariteiten door H. van Bruggen
Voordat de bomen hun bladerdak tot ontplooiing brengen, ontluiken op lager niveau de wit tot paarsrood getinte bloemen van de Bosanemoon. Haar naam is ontleend aan de wetenschappelijke aanduiding Anemone nemorosa in de betekenis van 'windbloem der bossen'. Dodonaeus verklaart die keuze als volgt: "Dese cruyden/ soowel de tamme als de wilde anemonen/ hebben hunne naem in 't Grieksch anemone/ dat is windt/ ghekregen/ omdat de bloeme nimmermeer opengaet dan als de wind waeyt". De oorzaak voor haar ontvankelijkheid voor luchtstromingen wordt in de volgende mythe onthuld.
Eens werd de nimf Anemone hartstochtelijk bemind door de westenwind Zephyrus, doch zijn afgunstige echtgenote Chloris (Flora) schakelde haar rivale al spoedig uit door deze in een plant te veranderen. De Anemoon geniet dan ook de twijfelachtige eer in de bloemensymboliek de rol van 'verlatenheid' te vervullen. Toch is Zephyrus haar tot op heden trouw gebleven: door zijn liefdevolle strelingen raakt de Anemoon nog steeds heftig in vervoering. De luchtige liefde wordt in het voorjaar danig op de proef gesteld door Boreas, de noordenwind; die benadert het gewas echter zo onstuimig, dat Dodonaeus in navolging van Ovidius verzucht:

"De windt, die hier en daer de lichte dinghen drijft,
Is oorsaek dat dees bloem niet langhe staende blijft".

De naamgevende volksmond sloot zich aan bij deze visie en doopte haar Windroos en Windkruid.
Een geheel afwijkende kijk op haar afkomst wordt ons gegund middels een ander mythologisch verhaal. Adonis, een wonderschone aardse jongeling, raakte eens danig in verlegenheid toen zowel de bekoorlijke Persephone (godin der onderwereld), als de oogverblindende Aphrodite alias Venus (godin der liefde) gelijktijdig vielen voor zijn charmes. Oppergod Zeus dacht het dilemma op te lossen door het slachtoffer te verplichten jaarlijks vier maanden achtereen bij elk der gegadigden door te brengen, waarna hij de rest van het jaar op zichzelf werd aangewezen om van de emoties te bekomen. Adonis voerde deze opdracht aanvankelijk met veel animo uit, doch toen de periode van bezinning was aangebroken, ontsnapte hij al ras uit zijn voorgeschreven isolement en nam heimelijk zijn intrek bij de bevallige Artemis (godin van de jacht). Toen Adonis tijdens zijn verblijf aldaar evenwel voortijdig dreigde te bezwijken voor de verlokkingen van de verleidelijke Aphrodite, zond Artemis een everzwijn op zijn pad, dat hem dodelijk verwondde. Aphrodite schoot haar aanbedene te hulp en trachtte zijn bloedingen te stelpen,

"Maer dat was al te laet; des goot sij op het bloet
Dat uyt sijn wonden quam/ welrieckend nectar soet
Hier door soo is dat bloedt heel bobbelwijs gheswollen;
En eer gheleden was een korte stondt ten vollen/
Wierdt dat een schoone bloem/ van verwe bloedigh roodt".

Bovenstaande versregels zijn ontleend aan Dodonaeus' interpretatie van het oorspronkelijke dichtwerk van Ovidius. Deze Romeinse poëet noemde het plantaardig produkt van leed en smart Flos Adonis (Adonisbloem), al zal hij daarbij niet de Bosanemoon maar de Zomeradonis voor ogen hebben gehad. Een Griekse dichter van oudere stempel schrijft overigens "... dat de bloeme anemone gheheeten/ eerst ghesproten is uyt de tranen die Venus op d'aerde storte/ doen sij den selve Adonis beweende". Ook hiervoor schijnt de Bosanemoon echter niet in aanmerking te komen, maar een soort uit zuidelijker streken; zij heeft trouwens haar eigen Adonis en die is nog steeds actief.
Omdat haar bloemen steeds naar de zon gericht staan, werd ze ook wel Achteromkiekertje genoemd. Minder poëtisch maar niet minder toepasselijk is de bijnaam Duivelsklauwen; deze werd haar uitgereikt vanwege het giftige sap, dat huidontstekingen veroorzaakt. Vroeger werd dat venijn wel in stelling gebracht tegen spontane huiduitwassen, een pijnlijk gebruik waaraan de volksnaam Wrattenbloem herinnert.
Haar vroege bloei heeft zij blijkbaar eveneens te wijten aan onsympathieke karaktertrekjes. Na de schepping kregen alle gewassen van Adam namelijk de opdracht een kuiltje te graven, om daarin het afgedaalde hemelwater te verzamelen. De gemakzuchtige en pronkzieke Anemoon wenste met die activiteit haar kleed niet te besmeuren en weigerde dan ook het bevel op te volgen. Prompt werd zij door een woedende Adam wegens haar luiheid en hoogmoed veroordeeld tot een vroege bloei. In de zomertijd, als het overgrote deel der flora staat te pronken met haar 'outfit', moet de Anemoon het er zonder doen.
Volgens een andere lezing heeft zij die vroege bloei - omstreeks Goede Vrijdag - te danken aan het evenzeer betwistbare gegeven, dat zij is ontsproten aan de tranen van Maria, toen deze weende om haar gekruisigde Zoon.

Meer informatie over de ecologie van Bosanemoon en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 231.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 253. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 310.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 472.

Uitspraak wetenschappelijke naam: Anemóne nemorósa.

In het Duitse taalgebied: Busch-Windröschen, Hahnenfussgewächse.