Op oude stadsmuren en in rotstuinen is een van de opvallende soorten de Muurleeuwenbek, Cymbalaria muralis, met zijn sierlijke lila bloemen met gele vlekken. De plant hangt vaak aan de muur, waarin de soort zicht heeft gevestigd. Tussen de stenen wortelt ze in de specie die tussen de stenen zit. Ze doet dat op meerdere plaatsen. De handnervige bladeren lijken wat op klimopbladeren maar de lobben zijn minder spits en de tekening, die het blad van Klimop kenmerkt, ontbreekt op de bladeren.
De Muurleeuwenbek, Cymbalaria muralis Gaertn., B.Mey.& Scherb., hoort tot de Weegbreefamilie (vroeger tot de Helmkruidfamilie, die nu voor een deel is ondergebracht bij de Weegbreefamilie). De Muurleeuwenbek is een liggende tot hangende soort en kan zich in spleten van muren vestigen. De grootte is tussen 15 en 60 cm.
Het handnervig blad is vijf tot zeven lobbig en van onderen meestal wat paarsachtig. De lobben lopen uit in een stekelpuntje. De meeste bladeren die je in een plant ziet zijn eigenlijk schutbladeren van bloemen en staan dan ook verspreid aan de stengel. De rand is gaaf. Alleen onderaan bij de wortel vind je echte tegenoverstaande stengelbladeren maar dat zijn er maar weinig.
De bloemen zijn tweezijdig symmetrisch en hebben een duidelijk spoor. Ze zijn lichtpaars tot lila van kleur. De bovenlip heeft een paar mooie donkere strepen, te beschouwen als een honingmerk. Opvallend zijn de twee dooiergele knobbels op de onderlip. De kelk is vijftallig. Insecten kunnen tussen de boven en de onderlip door de bloem bezoeken en zorgen voor de bevruchting. Ze worden daarbij door de mooie tekening op de boven- en onderlip en de twee gele knobbels geleid. Na de bevruchting buigt de bloemsteel zich al krommend van het licht af. Het lijkt op de gekromde arm van een trommelslager, vandaar de naam Cymbalaria. De ronde vrucht gaat na rijping aan de top open zodat de zaden met hun typische richeltjes vrij kunnen komen. Eén van de zaden is echter altijd zo groot dat het de vruchtopening niet uit kan, maar door die kromming van de bloemsteel, die je nu vruchtsteel noemt, wordt de vrucht met dit zaad als het ware in een spleet gedrukt tussen de stenen. Als de cement te hard is lukt het de plant niet om dat klaar te spelen, maar op oude zachte cement wordt op deze manier voor de verspreiding en instandhouding van de soort gezorgd. Een geschikt substraat blijft zo bezet door de Muurleeuwenbek, wat we hier laten zien bij planten op de stadsmuur van Nijmegen.
De Muurleeuwenbek vind je ver landinwaarts tot in Limburg toe, waar het zeer regelmatig te vinden is in de associatie van de Muurbloem samen met Muurbloem, Stengelomvattend havikskruid, en Muurvaren. Restauratie van oude muren kan door het gebruik van te harde cement natuurlijk funest zijn voor de soort. Maar de soort kan zich ook vestigen op stenige glooiingen van dijken en op spoorwegemplacementen.
MM_110507
Laatste wijziging 130730
Het gebied waar Muurleeuwenbek van oorsprong voorkomt is tamelijk beperkt, namelijk Noord- en Midden Italië en het westelijk deel van Kroatië. In de 17de eeuw is de soort ingevoerd in West- Zuid- en Midden Europa en wordt in het Cruijdtboeck van Dodoens uit 1644 genoemd als een soort die nadat ze is uitgezet in Delft inmiddels op diverse plekken zich vestigt. Momenteel vind je de soort op oude muren, als de gebruikte cement maar niet te hard is. Ook kun je de soort vinden tussen stenen en op de overgang van stoepranden en bebouwing. De soort gedijt ook goed als rotsplant in tuinen. Hoewel ze niet heel algemeen is, lijkt de soort zich met name in de stedelijke omgeving wel wat uit te breiden.
Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland deelt de soort in in de
21 Muurvaren-klasse
Een opvallende bijzonderheid van Muurleeuwenbek is de manier waarop de plant een bevrucht zaad als het ware terug steekt in het substraat, bijvoorbeeld in een gleuf tussen de specie en de bakstenen, waarop ze groeit. Deze karakteristieke eigenschap wordt mooi in beeld gebracht in de videodeterminatie.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Muurleeuwenbek verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 208.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 530. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 646-647.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 867.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Cymbalária murális