Video Determinatie

Heksenmelk - Euphorbia esula

Wolfsmelken zijn uitstekend te herkennen aan het witte melksap dat uit de stengels of bladeren komt als je die afbreekt. Natuurlijk zijn er nog meer planten die dit verschijnsel kennen zoals de Melkdistels, Paardenbloemen en Morgensterren. Maar deze laatste zijn goed te herkennen als Composieten. Heksenmelk, Euphorbia esula, valt naast het melksap op door de wel heel vreemde bloeiwijzen, die nauwelijks als bloemen zijn te herkennen. Deze typische bloeiwijzen vind je bij alle Wolfsmelken. Heksenmelk is de meest algemeen voorkomende soort uit het geslacht Wolfsmelk en je vindt de plant vaak in bermen, op dijkhellingen, in ruigten en aan struweelranden.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een van de meest voorkomende soorten uit de Wolfsmelkfamilie, of Euphorbiaceae, is Heksenmelk, Euphorbia esula L.. Het is een middelhoge, overblijvende plant die in de voorzomer bloeit en soms ook nog een tweede bloeiperiode kent in de nazomer.

De stengels staan rechtop en de blauwachtig groene bladeren zijn vrij dun. De bladtop is stomp of spits en heeft soms een stekelpuntje. De stengelbladeren zijn 4-7 mm breed en daarmee twee keer zo breed als die van de Cipreswolfsmelk.

De bloeiwijze van Heksenmelk kun je het beste omschrijven als een schermvormige tros of tuil. De schutbladeren in de bloeiwijze blijven groen na de bloei en worden niet roodachtig van kleur. De bloemachtige structuren in de bloeiwijze zijn in feite schijnbloemen ook wel cyathia genoemd. De honingklieren op de rand van de schijnbloemen, die we dus een cyathium noemen, zijn gewoonlijk halvemaanvormig, met hoornvormige uiteinden, maar soms vind je exemplaren die ongehoornd en zelfs min of meer afgerond kunnen zijn. De schijnbloemen zijn van binnen behaard. Verwar de Heksenmelk niet met de Zandwolfsmelk, die ongehoornde en zelfs afgeronde honingklieren heeft, of met de Roedewolfsmelk, die forser is en schijnbloemen heeft die van binnen kaal zijn.

Heksenmelk staat veel in bermen en breidt zich via het wegennet uit. Door het oneffen zaadoppervlak hechten zich gemakkelijk bodemdeeltjes aan het zaad, waardoor dit plakkerig wordt en zich aan kleren, schoeisel en banden kan hechten. Ze hoort van nature thuis langs de rivieren, maar heeft zich, onwillekeurig geholpen door de mens, inmiddels buiten de rivierdalen gevestigd. Heksenmelk verdraagt beschaduwing en bemesting en komt dan ook behalve in bermen ook voor langs bosschages en struweelranden, op rivierdijken en langs spoorwegen.

In het melksap komen giftige stoffen voor, waarmee de Nederlandse naam samenhangt.

MM_120920

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Wolfsmelk - Euphorbia
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.30 - 0.90 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, groen
Bloeiwijzen:
schermvormige tros, tuil
Bloemvorm:
cyathium
Bloemtype:
eenslachtig
Bloembladen:
-
Meeldraden:
4 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
3
Stempels:
3
Vrucht:
kluisvrucht
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, glad
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lancetvormig, langwerpig
Bladrand:
gaaf
Ondergrondse delen:
penwortel, winterknoppen, uitlopers met wortelstokken
Plantengemeenschappen:

De oorsprong van Heksenmelk moeten we zoeken in Midden-Europa. In Nederland staat ze als kensoort in de Kweekdravik-associatie. Deze plantengemeenschap vind je het meest in de uiterwaarden van de onze grote rivieren en in aangrenzende gebieden in Duitsland en België, waar ze vrij algemeen in het Maasdal voorkomt, maar verder zeldzaam is. Heksenmelk groeit verder vooral op dijken, in bermen en weilanden; de grond moet kalkhoudende, droge, humeus en redelijk voedselrijk zijn. Als bermplant wordt ze mede door het verkeer in alle richtingen verspreid. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft Heksenmelk als kensoort van de

31Ca2 Kweekdravik-associatie

De plantensoort 'Heksenmelk' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Cyathium of Schijnbloem

De bloeiwijze van de Wolfsmelken is een zeer bijzondere die 'cyathium' of schijnbloem genoemd wordt. Het is in feite een deelbloeiwijze die uit een samenstel bestaat van gereduceerde bloemen binnen een beker, die in feite bestaat uit vergroeide schutbladen die een bloemdek nabootsen. In dit bekertje staat een aantal honingklieren, die meetal de vorm hebben van een halve maan, soms met uitstekende hoorntjes. Daarbinnen staan vier gereduceerde bloemen die de rol van meeldraden hebben; deze bloeien na elkaar en geven dan pollen vrij. In het midden staat een gereduceerde bloem die in feite alleen nog een bovenstandig driehokkig vruchtbeginsel is met drie stijlen en stempels. Na bevruchting groeit dit vruchtbeginsel uit tot een kluisvrucht, waaruit de zaden met hun mierebroodje worden weggeslingerd.
Giftigheid

Alle soorten uit het geslacht Wolfsmelk, waartoe de Heksenmelk ook behoort, bevatten wit melksap. In dit melksap zitten giftige stoffen. Soms is het bij enige tropische soorten zelfs dodelijk. Het is dus zaak voorzichtig te zijn met wolfsmelksoorten. De Nederlandse naam 'Heksenmelk' hangt samen met het feit dat het melksap van de soort giftig is. Vroeger dacht men dat hier heksen in het spel waren.

De zaden worden verspreid doordat de kluisvrucht met geweld openspringt en dan de zaden weg slingert. Bovendien hebben de zaden een olierijk uitgroeisel, een zogenaamd mierebroodje, dat mieren aantrekkelijk vinden. Deze dieren verslepen dan ook de zaden, wat eveneens bijdraagt aan de verspreiding.

Meer informatie over de ecologie van Heksenmelk van de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu zijn te vinden in Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 13.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 348. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 417.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 623.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Euphórbia ésula