Een tamelijk zeldzaam, maar als je het vindt wel heel opvallend gras is Bevertjes, Briza media. Het gras valt tijdens de bloei op door de zeer open pluim, waarin de -een beetje op hartjes lijkende- aartjes met tot wel tien bloemetjes opvallen aan de lange pluimtakken. Als je de stengel beweegt, dan trillen de aartjes, waar de naam aan te danken is. De kleur van de aartjes is groen tot paars.
Een zeldzaam gras dat aan de korte wortelstokken zowel niet bloeiende als wel bloeiende spruiten heeft is Bevertjes, Briza media L., uit de Grassenfamilie. Het wordt ook wel Trilgras genoemd.
Meest opvallend aan Bevertjes zijn de bloeiende spruiten met aan de schuin omhoog staande pluimtakken de naar beneden hangende aartjes die even lang als breed zijn. De bovenzijde van de hangende aartjes wordt gevormd door de twee kelkkafjes die als een kapje over het aartje staan. Hun kleur varieert van groen tot paars, of van groen tot wit. Ze hebben een hartvormige voet. Daaronder is een aantal, tot zo'n 10, kleine grasbloemen te vinden die eveneens kapvormige lemma's (onderste kroonkafjes) hebben. Daartussen uit steken de veervormige stempels, die pollen uit de lucht vegen afkomstig van de helmhokken die naar buiten steken en in de vrije lucht hangen. De aartjes zijn 4 tot 7 mm lang en ongeveer even breed.
Op de overgang van de bladschede naar de bladschijf staat een afgeknot tongetje van 1 mm. De plant is helemaal kaal. Het is een meerjarige plant die bij voorkeur op plaatsen groeit waar enige kalk in de bodem zit.
MM_130617
In Nederland is Bevertjes zeldzaam en kun je haar vinden in Zuid-Limburg, langs de grote rivieren en op sommige plekken in Zeeland. In België is ze vrij algemeen langs de kust, rond de Maas en in de Ardennen. Je ziet haar in open hooilanden, bermen en op kalkhoudende hellingen. Bevertjes groeit het liefst op een droge bodem, maar kan ook onder vochtigere omstandigheden groeien wanneer de bodem maar voldoende zuurstof bevat. Haar belangrijkste eis is dat de bodem voedselarm tot slechts tamelijk voedselrijk is.
Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland deelt Bevertjes als belangrijke soort in in
14Bc2 Associatie van Sikkelklaver en Zachte haver
15Aa1 Kalkgrasland
16Bc2 Associatie van Ruige weegbree en Aarddistel
19Aa4 Assocatie van Betonie en Gevinde kortsteel
Bevertjes wordt ook op kleine schaal gekweekt voor gebruik in siertuinen en voor het maken van droogboeketten. Maar meestal heb je dan te maken met de eenjarige soorten Groot en Klein trilgras. Je kunt deze twee soorten onderscheiden van Bevertjes doordat ze geen stomp, maar een spits tongetje hebben dat langer is dan 1 mm. Deze soorten kunnen verwilderen. In dat geval kun je ze dus ook in halfnatuurlijke graslanden vinden. Groot trilgras treedt steeds vaker op in de stedelijke omgeving, bijvoorbeeld in Amsterdam.
Nog meer informatie over de ecologie van Bevertjes en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 107.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 213. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 249.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 282.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Bríza média