Populus nigra L., of met de Nederlandse naam Zwarte populier, is een tamelijk grote boom. Het is naast Ratelpopulier een mogelijk inheemse Populierensoort. In het voorjaar vinden we spitse knoppen, met knopschubben die enigszins kleverig zijn, en een aangename geur afgeven. Voordat de bladknoppen uitlopen begint de bloei, er verschijnen vrij dikke hangende katjes, vrouwelijke en mannelijke exemplaren op gescheiden individuen. We hebben dan ook eenslachtige bloemen, en de soort noemen we tweehuizig. De bladeren zijn ruitvormig tot zwak eirond, hebben een gezaagde tot getande bladrand, en belangrijk als typisch verschil met andere Populieren, een doorzichtige zoom langs de bladrand. De bladtop is toegespitst. We vinden Zwarte populier heel vaak in gebieden langs onze grote rivieren, maar ook in de binnenduinen is deze boom te vinden.
Zwarte populier, Populus nigra L., uit de Wilgenfamilie, is een boom die in een groot deel van Europa te vinden is. De boom kan een hoogte bereiken van 15 tot 25 m, onder gunstige omstandigheden wel tot 35 m. De schors is donker en sterk gegroefd. Op het oppervlak van de stam kunnen zich flinke knobbels ontwikkelen waardoor het uiterlijk van de boom sterk bepaald wordt. De knoppen, of eigenlijk de knopschubben, zijn kleverig en hebben een aangename geur.
De bladeren van de Zwarte populier staan verspreid, dus afwisselend aan de takken en zijn ruit- tot eivormig, met een wigvormige voet. De top is vrij spits, de bladrand is gezaagd en heeft een doorschijnende zoom. Deze kleurloze rand is een duidelijke verschil met de Canadapopulier.
De bladsteel is korter dan het blad en zijdelings afgeplat (een kenmerk van de meeste populieren) en staat daarmee dwars op het vlak van het blad zelf.
De bloeiwijzen van deze peppel bestaan uit katjes, gescheiden mannelijke en vrouwelijke aan andere bomen. De boom is dan ook strikt tweehuizig. Deze hangende katjes zijn ongeveer 5 cm lang, de vrouwelijke vaak wat langer. De mannelijke bloemen dragen ongeveer 10 (5-12) meeldraden. De vrouwelijke bloemen hebben een vruchtbeginsel met twee stempels die ieder weer in tweeën gesplitst zijn. Beide bloemtypen worden naar buiten toe afgesloten door handvormige schubjes, in feite schutbladeren of bracteeën.
Na bestuiving groeien de vruchten uit tot kapsels waaruit later de pluizige zaden tevoorschijn komen. Vlak voor het verspreiden van de zaden uit de vrouwelijke katjes krijgen deze het uiterlijk van een wollige staart.
De wind is voor Zwarte populier nodig zowel voor de bestuiving van de vrouwelijke bloemen als voor de verspreiding van zaad met harig aanhangsel.
GB_130426
In Nederland komt de soort nergens algemeen voor, behalve op sommige plaatsen langs de grote rivieren in ooibossen. Rond Nijmegen zijn zaailingen van deze boom overal op strandjes te vinden. In België wordt de soort sporadisch aangetroffen, ook daar worden gebieden bij de grote rivieren als belangrijkste groeiplaats genoemd.
In Europa is de soort te vinden van Zuid-Scandinavië tot aan het Middellandse-Zee gebied, ook in delen van Oost-Europa.
Volgens Schaminée et al., 2010, Veldgids Plantengemeenschappen van Nedreland is het een kensoort van associatie 38Aa1, het Bijvoet-ooibos, een associatie die behoort tot de Klasse der Wilgenvloedbossen en Struwelen.
Deze boom is vaak aangeplant en dan vooral de zuilvormige cultivar Italica. Bekend zijn de zuilvormig bomenrijen in het Noord-Italiaanse landschap. De soort is te onderscheiden door de smalle kroon, de opgaande takken, en de kantige twijgen.
Samen met de kruising Populus x canadensis (Canadapopulier, een kruising tussen de Europese soort P. nigra, en een Noord-Amerikaanse soort als P. deltoides) is Zwarte populier in streken met kalkhoudende grond een belangrijke gastheer voor Maretak, Viscum album. Ten zuiden van Sittard is dit overal in het Limburgse landschap te constateren, zelfs vanuit de trein richting Maastricht.
Bij sterk kleverige en zeer sterk naar balsem geurende populieren kunnen we ook te maken hebben met een van de Balsempopulieren zoals Populus balsamifera of Populus gileadensis (Ontariopopulier).
Deze hebben i.t.t. andere Populieren geen zijdelings afgeplatte, maar een op doorsnee ronde bladsteel .
Meer informatie over de ecologie van de Zwarte populier en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 81.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 339. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 431.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 127.
Wil je uitvoerige informatie over het verwarrend grote aantal aangeplante Populieren en de variëteiten daarvan kijk dan bij www.west-vlaanderen.be onder de case-studie van Arnout Zwaenepoel (2002) Populieren in traditionele landschappen.
Uitspraak accenten voor de wetenschappelijke naam: Pópulus nígra. De naam nigra komt van zwart, en slaat op het donkere uiterlijk van de stam.