Zwarte den - Pinus nigra

Met de naam Zwarte den of Pinus nigra wordt een tweetal dennensoorten aangeduid die van de Grove den of Pinus sylvestris verschillen in de meer donkergroene, langere naalden en de tot in de top grijszwarte stam. Daardoor maakt de boom, in vergelijking met de Grove den, een donkere indruk (geldt vooral voor Oostenrijkse den = P. nigra nigra) . Behalve de lange naalden, meestal 10 tot 15 cm lang, de hars bevattende knoppen (verschil met Grove den) hebben ook de kegels (dennenappels) een scherper uitsteeksel aan de schubben. Er worden twee ondersoorten onderscheiden namelijk Pinus nigra subsp. nigra, Oostenrijkse den en Pinus nigra subsp. laricio, Corsicaanse den. Zie voor de laatste onder de oudere naam Pinus nigra v. maritima, deze naam wordt op deze website nog gebruikt. 

Zwarte den of Pinus nigra (Dennenfamilie of Pinaceae) is een hoge boom van 30 m (soms tot 40m) hoogte. Deze soort is in bossen van Noord-West Europa aangeplant. In Midden en Zuid-Oost Europa komt deze Den van nature voor. Er is daarbij wel altijd sprake van één van beide ondersoorten, de Oostenrijkse den of de Corsicaanse den. In Nederland is deze Zwarte den veel aangeplant, en wel meestal de ondersoort Pinus nigra subsp. larico, Corsicaanse den, op deze website ook te vinden als Pinus nigra var. maritima.

De algemene kenmerken van de soort zijn: Hoge boom van uiteindelijk 30 m of meer. De kroon wordt, op hogere leeftijd, wat schermvormig. De twijgen zijn kaal en bruin. Wanneer we naar de knoppen kijken valt de helderbruine kleur op, de schubben liggen aangedrukt en bevatten hars. 

De naalden, in paren van twee, zijn 9 tot maximaal 16 cm lang, stijf en wat stekend waarbij de naaldscheden 1 tot 1,5 cm lang zijn. We vinden kegels van 5 tot 8 cm lengte, de zaad- of kegelschubben zijn scherp (subsp. nigra) tot zwak (subsp. laricio) gekield. Achter iedere zaad- of kegelschub ontwikkelen zich twee zaden. 

Wanneer de kegels rijp zijn krullen de schubben, bij droog weer,  als het ware open. Dan verlaten de zaden de kegel. Ze kunnen een behoorlijke afstand afleggen. Ieder zaad bestaat uit een nootje met een papierdunne vleugel, waardoor het zaad met de wind verspreid kan worden.

GB 18-02-2021

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Den - Pinus
Plantvorm:
boom
Plantgrootte:
0.50 - 30.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, rood
Bloeiwijze:
kegel
Bloemvorm:
nvt
Bloemtype:
eenslachtig
Bloembladen:
-
Meeldraden:
-
Vruchtbeginsel:
-
Stijlen:
-
Stempels:
-
Vrucht:
kegel
Zaden:
nootje
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
grijs, uit vierkanten opgebouwd, zwart
Bladstand:
in bundels
Bladvorm:
naaldvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergrondse delen:
hoofdwortelstelsel, zinkerwortelstelsel, hartwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

De ondersoorten van Zwarte den zijn vaak aangeplant op voedselarme grond samen met Grove den, Douglasspar, Fijnspar en Hemlockspar. Vegetaties van deze coniferen kunnen gerekend worden tot de Klasse der Naaldbomen. Meestal zullen, bij afwezigheid van extensief beheer, de naaldbomen opgevolgd worden door loofbomen, en zullen de gemeenschappen op voedsel-arme grond overgaan naar de Klasse der Eiken-Beukenbossen.  

De in ons land meest aangeplante ondersoort van Zwarte den is de Corsicaanse den.

De plantensoort 'Zwarte den' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Sommige Flora's zien beide ondersoorten als echte soorten en benoemen die dan als Pinus nigra en P. laricio of maritima.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Pínus nígra

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 75. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 85-86.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 113.