Een inmiddels tot landbouwgewas gedomesticeerde plantensoort uit de Kruisbloemenfamilie is de Witte mosterd. De trossen met gele kruisbloemen zijn vrij vlak. De bijna samengestelde bladeren zijn heldergroen van kleur. De vruchten, het zijn hauwen, hebben een lange snavel. Deze is plat van opzij en lang driehoekig van voren; vandaar dat we dit zwaardvormig noemen. De soort kan vanuit akkerland verwilderen in de omgeving.
Mosterd is een door de mens al sedert onheuglijke tijden gebruikt kruid vanwege de zaden, die gebruikt worden om eetbare producten van te maken. Witte mosterd, soms ook wel Gele mosterd genaamd, Sinapis alba L., uit de Kruisbloemenfamilie, Brassicaceae, is een eenjarig landbouwgewas dat van oorsprong uit het zuiden van Europa komt. Uit akkers kan het verwilderen en soms terechtkomen in de omgeving en dus ook in de natuur.
De rechtopstaande stengels vertakken zich. Ze zijn hol en hebben wat verspreid staande haren, vooral naar de voet van de stengels. De stengels zijn bebladerd met diep ingesneden, bijna samengestelde bladeren. Deze soms liervormige bladeren met een duidelijke bladsteel staan verspreid aan de stengels. De kleur van de bladeren is helder groen. De bladeren zijn vrijwel helemaal kaal, maar met een loep kun je hier en daar een enkele haar op het bladoppervlak vinden. Wat meer kleine haartjes staan boven op de hoofdnerf van het blad. Zowel de kleur van de bladeren als het vrijwel kaal zijn onderscheidt de Witte mosterd van de nauw verwante Herik. De rand van de bladeren is gezaagd.
De kruisbloemen met gele kroonbladen staan in trossen aan het eind van de stengels en de vertakkingen. De kelkbladen staan recht af of wijken zelfs iets terug. Na de bloei groeien de bovenstandige vruchtbeginsels uit tot hauwen met een heel lange snavel. Hauw met snavel is tot zo'n 4 cm lang. De snavel is daarbij langer dan het gedeelte met zaden. De snavel is zwaardvormig en afgeplat. Op het zaadbevattend deel zitten veel fijne haren, terwijl op de snavel aan de vlakke rand een rij haren zit die bijna tanden lijken. De snavel van de Herik is korter, dan het zaadbevattend deel en meer kegelvormig. De stelen van de rijpe hauwen staan bijna haaks op de as van de bloemtrossen.
De rijpe zaden, meestal 4 tot 8 per vrucht, zijn geel tot lichtbruin. Dat is een duidelijk verschil met Zwarte mosterd, welke soort zeer donkere zaden heeft.
MM_181004
In de oudheid in het middenoosten werd de plant al gekweekt om van de zaden mosterd te maken. Daartoe werden de zaden geplet in een zuurfrisse vloeistof zoals gistend druivensap, de most. Van dat laatste woord stamt de Nederlandse naam mosterd.
Witte mosterd wordt ook wel in de zomer ingezaaid op bouwland, nadat er geoogst is, en kan dan vanaf eind september tot in november bloeien en kleur geven aan zo'n akker. Hoewel Kruisbloemigen geen stikstofbinders zijn, is het toch als een vorm van groenbemesting te beschouwen.
Witte mosterd wordt in de flora van Heijmans, Heinsius en Thijsse (1983) ook met de naam Gele mosterd aangeduid. Deze wat oudere Nederlandse naam duidt op de kleur van de bloemen. De wetenschappelijke soortsnaam 'alba' betekent 'wit', vandaar dat de soort in het Nederlands tegenwoordig in de moderne nomenclatuur Witte mosterd wordt genoemd.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Witte mosterd en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 48.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 436. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 478.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 529.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Sinápis álba.