Aan de opvallende blauw-paarse sikkelvormig gebogen bloemen herken je Veldsalie, Salvia pratensis. De planten kunnen tot behoorlijk hoog worden in wat zeldzamere graslandvegetaties. Het zijn echte lipbloemen, die door insecten, als bijen en hommels bezocht worden. De goed herkenbare planten hebben vierkantige stengels en kruisgewijs geplaatste bladeren en de bloemen staan in een aarvormige tros in schijnkransen.
Een opvallende meerjarige soort uit de Lipbloemenfamilie is Veldsalie, Salvia pratensis L.. De stevige kruidachtige planten kunnen tot 75 cm hoog worden. Op het maaiveld, net boven het wortelsysteem dat bestaat uit een meerkoppige wortelstok, ontwikkelen de planten een bladrozet. Uit deze bladrozet komt en vierkante stengel tevoorschijn die rechtop staat en behaard is.
De bladeren hebben een driehoekige vorm met een duidelijke hartvormige voet. De rand van deze bladeren is gekarteld tot gezaagd (nakijken in het veld!). Langstelige forse bladeren staan in de wortelrozet en aan de stengel staat een klein aantal bladeren tegenover elkaar en kruisgewijs. Deze zijn minder fors en hebben een korte steel en zijn bovenin zelfs zittend onder de bloeiwijze. De top van de bladeren is tamelijk stomp en afgerond.
Aan de top van de stengel en eventuele zijtakken ontwikkelt zich de bloeiwijze. Deze heeft de vorm van een aar, met daarin op verschillende hoogtes schijnkransen van blauwe tot paarse bloemen. De schijnkransen staan in de oksels van heel kleine hartvormige schutbladeren. De bloemen kunnen tweeslachtig zijn, maar ook wel eenslachtig. In het laatste geval zijn het vrouwelijke bloemen. Deze alleen vrouwelijke bloemen zijn ook wat kleiner dan de tweeslachtige bloemen. De bloemen hebben een duidelijke bovenlip en onderlip. De bovenlip is sterk gebogen als ware het een helm. Onder tegen de bovenlip staan de twee helmknoppen van de meeldraden, wat afwijkend is van het aantal van vier dat we bij alle andere geslachten ui de Lipbloemenfamilie vinden. Onder de bovenlip steekt het stempel naar voren met zijn twee lobben als dit ontvankelijk is voor pollen. Dit stempel is met een tamelijk lange stijl verbonden met het vierhokkig, bovenstandig vruchtbeginsel onder in de bloem. Onderin is de bloem tot een kroonbuis versmald. Daar wordt nectar afgescheiden, die door insecten als grotere bijen en hommels wordt verzameld. Deze zorgen ook voor de bestuiving en bevruchting. Hoe dat in zijn werk gaat is beschreven bij het lemma 'bijzonderheden'. De kelk is ook vergroeid en heeft vijf tanden, waarbij als het ware ook twee lippen zichtbaar zijn: een bovenlip met drie kelktanden en een onderlip met twee kelktanden. Zowel de kelktanden als de kroonbladen zijn bezet met veel klierharen.
Veldsalie tref je aan op matig vochtige bodems in grasland. Een bekend type grasland waar de Veldsalie zich goed thuis voelt is kalkgrasland, maar ook op kalkrijke rivierbegeleidende bodems vind je de soort.
MM_160517
Van alle Saliesoorten die we tegenwoordig in ons land kennen is de Veldsalie een echte inheemse soort. De andere zijn allemaal in de loop van de eeuwen door activiteiten van de mens in onze omgeving gekomen. De plant komt voor op drogere gronden, meestal met wat kalk verrijkt, langs onze grote rivieren, op kalkgrashellingen en wat bijzondere graslandvegetaties. Ook op dijkhellingen tref je de soort aan. Het verspreidingsgebied of areaal van de Veldsalie omvat het midden, zuiden en oosten van Europa. De soort komt in Nederland aan zijn noordwestelijke grens van het areaal.
Hevel als hulp bij bestuiving
Een bijzonderheid is het hevelmechanisme dat de Veldsalie in de loop van de evolutie ontwikkeld heeft om de bestuiving door bijen en hommels succesvol te maken. De insecten worden aangetrokken mede door de nectar die onder in de kroonbuis wordt geproduceerd. Als het insect de bloem binnen gaat tussen de bovenlip en de onderlip drukt het onder in de bloem met zijn kop ongewild tegen een plaatje aan de helmdraad. Door de druk klapt het bovendeel van de helmdraad met het openstaande helmhok tegen de rug van het insect. Het pollen of stuifmeel blijft dan plakken tegen de haren op de rug van het insect. Wanneer dit insect een volgende bloem bezoekt die in het ontvankelijke vrouwelijke stadium verkeert, wrijft het insect eerst met zijn rug met het pollen daarop langs de ontvankelijke stempellobben en zet op die manier pollen af tegen de stempels. Kruipt het verder, dan drukt het tegen het plaatje aan de helmdraad onder in de kroonbuis en slaan de twee open helmhokken tegen de rug en zetten een nieuwe lading pollen af op de rug van het insect. Dit meent d enieuwe lading stuifmeel mee naar een volgende bloem.
De pollenkorrels, die afgeveegd zijn door de stempels, kiemen, vormen een pollenbuis en groeien dan door de stijl naar het vruchtbeginsel waar de bevruchting van eicellen plaats vindt. Uit de bevruchte eicellen ontstaat zaad dat later voor de verspreiding van de plant zorgt.
Bossalie
Een inburgerende Salie is de Bossalie, die als tuinplant wordt aangeplant maar gemakkelijk verwildert en vooral in stedelijke gebieden is aan te treffen. In het vroege voorjaar valt de plant op als de bloeiwijze zich ontwikkelt door de paarskleurige schutbladeren onder de schijnkransen die aanvankelijk een soort aar vormen die zich later uitspreidt en dan de schijnkransen met meestal blauwe bloemen laat vrijkomen.
Zeldzaamheid
Veldsalie was een door de flora en faunawet wettelijk beschermde plant tot 2017 en staat nog steeds als 'kwetsbaar en beschermd' vermeld in de Heukels' Flora van Nederland (2020).
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Veldsalie verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 182-
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 516. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 626.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 907 en 914-915.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Sálvia praténsis.