Sikkelklaver - Medicago falcata

De hoofdjesachtige trossen met tamelijk veel gele vlinderbloemen vallen op aan de bossige planten met liggende tot opstijgende stengels van Sikkelklaver of Medicago falcata. Door hun eigenaardige uitgroei vallen de peulen op die sikkelvormig zijn, dat wil zeggen dat ze als het ware op een cirkel lijken die tot maximaal driekwart gedraaid kan zijn. Alle vormen tussen net niet recht en zo'n sikkel kun je aan de plant aantreffen. De verspreid staande bladeren zijn driedelig en de deelblaadjes zijn smal en bovenaan vaak ingekeept en van tandjes voorzien. De middennerf treedt vaak naar buiten.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Sikkelklaver, Medicago falcata L., uit de Vlinderbloemenfamilie of Fabaceae, vormt vaak grote matten of heeft een bossig uiterlijk door de vele stengels die door elkaar heen gegroeid zijn.

Ondergronds heeft de plant een penwortel die soms wel meer dan een meter lang kan worden met lange uitlopers waaraan wortelknolletjes zitten. In de wortelknolletjes leven symbiotische stikstofbindende bacteriën, waardoor Sikkelklaver net als de verwante Luzerne wel geschikt is om als groenbemester te dienen. Je kunt de soort dan ook wel aantreffen als deelgenoot van de akkerflora in niet al te intensief bemeste, wat ouderwetse graanakkers.

Op de penwortel ontwikkelen zich veel aanvankelijk liggende stengels die zich kunnen oprichten. Doordat deze lange stengels door en om  elkaar heen groeien kan de plant grotere oppervlakken bedekken, waardoor de plant als het ware matten of wat bossig aandoende complexen kan vormen. De drietallige bladeren staan verspreid aan de stengels. De drie deelblaadjes zijn langwerpig tot lijnvormig, boven het midden het breedst en de top kan ingedeukt zijn. De rand van de deelblaadjes is gaaf, maar aan de top zie je meestal een aantal tandjes. De middennerf van de deelblaadjes treedt vaak aan de top uit. Aan de voet van de driedelig samengestelde bladeren staan kleine steunblaadjes.

Aan de uiteinden van de opstijgende tot rechtopstaande stengels en de vertakkingen ontwikkelen zich de bloeiwijzen. Het zijn bolvormige hoofdjes tot trossen, zo'n 2 cm groot met een behoorlijk aantal bloemen. De bloemen hebben vergroeide vijftandige kelken en de kroonbladen zijn geel van kleur. De twee kroonbladen die de kiel vormen zijn onderaan met elkaar vergroeid. In de kiel liggen de tien meeldraden waarvan en negen met elkaar tot een van boven open buis vergroeid zijn; de tiende, vrije meeldraad ligt in die die buisopening. Het bovenstandig vruchtbeginsel heeft een stijl die in de meeldraadbuis verloopt en deze eindigt in een stempel. Na bestuiving en bevruchting door bijen en hommels, die op de nectar afkomen, groeit het vruchtbeginsel uit tot een peulvrucht. Doordat de 'rugnaad' van de peul sterker uitgroeit dan de 'buiknaad', is de peul gekromd waarbij de kromming van weinig tot driekwart van een cirkel kan zijn. Vandaar dat de plant naar deze vorm van de peul, die dus op een sikkel lijkt, Sikkelklaver genoemd wordt. Bij het uitrijpen kleurt de sikkelvormige peul naar donkerbruin tot bijna zwart.

MM_220909

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Rupsklaver - Medicago
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 0.45 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijzen:
tros, hoofdje
Bloemvorm:
vlinderbloemtype
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kelkbladen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
10 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
peulvrucht of boon
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, liggend
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
drietallig
Bladrand:
gaaf tot zwak gezaagd of getand
Ondergronds deel:
penvormige hoofdwortel met bijwortels
Plantengemeenschappen:

Sikkelklaver is een soort met een oorspronkelijke continentale verspreiding in Europa en Azië. Tot zelfs in het noorden van Siberië toe. In onze contreien is de soort vooral bekend als rivierbegeleider, waarbij de oeverwallen de natuurlijke standplaats zijn, maar ook wel als cultuurvolger bij de akkerbouw. Vroeger werd het zaad wel samen met het uitzaaien van graan op de akker verspreid. Doordat tegenwoordig het zaaigoed veel beter geschoond is, is deze vorm van verspreiding van de soort niet langer usance. Op wat kalkrijke, zandige bodems kun je de soort dan ook wel aantreffen, onder meer in akkers die extensief beheerd worden met het oog op de handhaving van de steeds zeldzamer wordende inheemse akkerflora.

De plantensoort 'Sikkelklaver' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Met de nauw verwante Luzerne kan Sikkelklaver gemakkelijk bastaarderen. Deze bastaard, Bonte luzerne, Medicago x varia, kan zich goed handhaven en met de ouders weer terug kruisen. Daardoor kunnen er lokaal zwermen voorkomen van planten die allerlei tussenvormen hebben tussen de oudersoorten. Ze vallen op doordat de bloemtinten variëren van paarsblauw tot geel met als tussenkleur groen, waardoor je planten kunt aantreffen met in drie tinten verschillend gekleurde bloemen. De peulvruchten van deze bastaarden hebben windingen tot wel anderhalve cirkel.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van Sikkelklaver en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 135-136.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 367. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 348.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 758.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Medicágo falcáta