Op oude muren van kloosters, kerken, stadsmuren en dergelijke kun je, als de gebruikte mortel dat tenminste toestaat, een aantal kleinere varensoorten vinden. Muurvaren, Asplenium ruta-muraria, is er daar een van. Vanuit de wortelrozet, die in de specie in de muur zijn verankering vindt, staan de waaiervormige bladeren die 2 tot 3 maal veerdelig zijn. Aan de onderkant van de bladeren vind je de sporangiën die vaak de hele onderkant bedekken.
Een plant die we in Nederland vrijwel alleen op muren tegenkomen, meer precies gezegd in de voegen van oude muren, is Muurvaren, Asplenium ruta-muraria L., familie Aspleniaceae; dat is de Streepvarenfamilie. Oorspronkelijk is dit een plant van rotsspleten in wat kalkrijkere delen van Europese en Noord-Amerikaanse gebergten, verspreid komt de soort ook in Azië voor. Afhankelijk van de gebruikte mortel tussen stenen van gebouwen en ommuringen heeft deze soort zich, in een land zonder rotsen, kunnen vestigen. Daarmee is de standplaats droog tot matig droog. De plant is meestal te vinden op aan het directe daglicht geëxponeerde muren. We vinden Muurvaren dan ook in stedelijke gebieden en in dorpen met oude gebouwen in het hele land. De soort komt vrij algemeen voor, maar is zeldzamer in Drenthe, Zeeland en op de Waddeneilanden. De plant wordt maximaal tot ongeveer 25 cm hoog.
Uit een wortelrozet komen meerdere bladeren te voorschijn. Deze zijn 2 - 3 x afnemend geveerd, wat onregelmatig verdeeld in deelblaadjes, bijna handvormig of gevorkt, groenblijvend en stevig tot wat leerachtig. De kleinste bladeren zijn daarbij slechts 3-tallig. De deelblaadjes zijn waaier- tot ruitvormig en wel tot 8 mm lang. Aan de bovenkant dof donkergroen, aan de onderkant lichter van kleur. De bladrand is zwak gezaagd tot gekarteld. De groene bladspil draagt soms gesteelde klieren. De bladsteel is relatief lang, ½ tot 2/3 van de hele bladlengte, groen en alleen aan de basis bruinzwart van kleur. In jeugdtoestand draagt ook deze klieren.
Sporen zijn gemakkelijk aan de onderkant van de bladsegmenten te vinden. De smalle dekvliesjes liggen over de eerst langgerekte sporenhoopjes, en wel meerdere per segment. Bij rijpheid bedekken de sporen vrijwel de gehele onderkant van een blad. Van juni tot oktober rijpen de sporen af.
GB_120222
Laatste wijziging: 130805
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied van Muurvaren is rotsspleten in wat kalkrijkere delen van Europese en Noord-Amerikaanse gebergten, verspreid komt de soort ook in Azië voor. Afhankelijk van de gebruikte mortel tussen stenen van gebouwen en ommuringen heeft deze soort zich, in een land zonder rotsen, ook kunnen vestigen. Ze is ook op oude muren in dorpen en steden te vinden. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland wordt de Muurvaren beschreven als een belangrijke soort in de
21 Muurvaren-klasse
De fijn verdeelde "deelblaadjes" van een varenblad van Muurvaren lijken in de verte wel iets op klaverblaadjes.
Meer informatie over de ecologie van de Muurvaren en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 36.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 69. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 75.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 166.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Asplénium rúta-murária.