Gevlekte orchis - Dactylorhiza maculata

Aan de vlekken op de bladeren en de aren met veel lila tweezijdig symmetrische bloemen met hun typische bouw van de bloemdekbladen waarbij het naar onderen stekende lipvormig is, maar de middenlob niet langer is dan de zijlobben, herken je de Gevlekte orchis. Het is een zeldzame en beschermde soort in Nederland en België, die te vinden is op vochtige tot moerassige standplaatsen en in lichte bossen.

Gevlekte orchis, Dactylorhiza maculata (L.)Soó werd vroeger wel beschouwd als één van de twee ondersoorten met de naam  Dactylorhiza maculata subspecies maculata (L.) Soó. De Gevlekte orchis behoort tot het geslacht Handekenskruid uit de familie van de Orchideeën of Orchidaceae. 

Het is een meerjarige plantensoort die ondergronds een knol heeft, die uitloopt in vingers die zich voortzetten in de wortels en zijwortels. Uit deze knol komt de stengel tevoorschijn die in het bovenste deel massief en met merg gevuld is en daardoor niet samendrukbaar. De stengel is glad en groen van kleur. De bladeren staan verspreid aan de stengel en worden naar boven toe steeds kleiner; het kunnen er tot wel acht zijn. Ze zijn langwerpig tot lancetvormig en hebben een gave rand. Aan de bovenkant van de bladeren zijn vlekken te zien, waar de orchidee zijn soortnaam 'maculata' aan te danken heeft. Van onderen zijn ze soms witachtig of blauwgroen, nogal variabel, dus. Het onderste blad heeft een bladschede.

De bloeiaar steekt behoorlijk ver boven de bladeren uit. In de bloeiaar staat een flink aantal orchideeënbloemen. De drie buitenste bloemdekbladen en twee van de binnenste bloemdekbladen steken naar buiten uit. Het derde, onderste binnenste bloemdekblad is de zogenaamde lip. Deze steekt naar beneden uit en draagt aan de achterkant een spoor met daarin nectar waar bezoekers op afkomen. Op dit onderste bloemdekblad of de lip is een honingmerk te zien dat uit donkere paarse strepen bestaat. De lip is naar beneden toe drielobbig, waarbij de middelste, smalle lob ongeveer even lang is als de twee veel bredere zijlobben. Dit is een duidelijk onderscheid ten opzichte van de andere soort, de Bosorchis, die vroeger werd beschouwd als de andere ondersoort Dactylorhiza maculata subsp. fuchsii. Deze  heeft een middenlob aan de lip die duidelijk langer is dan de twee zijlobben. De ingang van de spoor zit achter in de bloem boven de onderlip en onder het zuiltje.

Het zuiltje is samengesteld uit de twee stempellobben en de ene meeldraad die twee helmhokken heeft met daarin de klompjes stuifmeelkorrels. We noemen deze pollenklompjes polliniën. Boven de stempellobben bevinden zich de twee plakkerige hechtschijfjes van deze polliniën en een bezoekend insect, een bij of hommel die zich tegoed doet aan de nectar in de spoor stoot met zijn kop tegen de hechtschijfjes, die dan op de kop plakken. Als het insect vertrekt zie  je de polliniën als een soort antennes op zijn voorkop staan. Bij een bezoek aan een volgende bloem die in het vrouwelijk stadium verkeert, botsen de polliniën tegen de stempels en kan bevruchting optreden.

Na bevruchting groeit het onderstandig vruchtbeginsel uit tot een doosvrucht met heel veel fijne zaden. Deze stoffijne zaden worden als de vrucht rijp is door naden die dan in de vrucht ontstaan vrijgegeven aan de lucht en ze worden dan door de wind verspreid. De zaden kunnen daardoor een grote afstand overbruggen.

MM_190309, gewijzigd 200315.

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Handekenskruid - Dactylorhiza
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.25 - 0.55 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
lila
Bloeiwijze:
aar
Bloemvormen:
tweezijdig symmetrisch, orchideeenbloem, met spoor
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
3 bloemdek (kroonbladen), 3 bloemdek (kelkbladen)
Meeldraden:
1 stuifmeelklompjes
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
stofzaad
Stengels:
rechtopstaand, glad, met merg gevuld
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lancetvormig, langwerpig
Bladrand:
gaaf
Ondergrondse delen:
knol, gespreide wortels
Plantengemeenschappen:

Het areaal van de Gevlekte orchis omvat Europa en Azië. In Nederland komt de soort voor op vochtige bodems in het Hafdistrict, in blauwgraslanden en in lichte bossen met goed ontwikkelde kruidlaag.

De plantensoort 'Gevlekte orchis' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De stofvormige fijne zaden van orchideeën kunnen alleen maar tot kieming komen als de voor die orchideeënsoort juiste mycorhiza in de bodem aanwezig zijn. Zonder deze juiste mycorhiza treedt er geen kieming op. Dat betekent dat het zaad alleen maar kan ontkiemen op een zeer precies omschreven bodem, waardoor het aantal mogelijke standplaatsen van een orchideeënsoort zeer beperkt is. Dat maakt dat deze planten daardoor slechts zelden aan te treffen zijn, maar als ze ergens staan dan zijn het vaak ook veel exemplaren. Overigens kun je in het veld op een  bekende standplaats telkenjare een nogal variabel aantal bloeiende exemplaren vinden.

Was een door de flora en faunawet wettelijk beschermde plant tot 2017.

Nog meer informatie over de ecologie van de Gevlekte orchis en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 367-370.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 109-110. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 143, waarin D. maculata weer als een aparte soort wordt beschouwd ten opzichte van de Bosorchis, Dactylorhiza fuchsii.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 360.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Dactylorhíza maculáta.

In het Duitse taalgebied: Geflecktes Knabenkraut, Orchideengewächse. Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 495.