Druifkruid bevat sterk geurende componenten. Dat is voor planten uit de Amarantenfamilie niet altijd gebruikelijk. Wel bij Welriekende ganzenvoet, bij Stinkende ganzenvoet en bij deze soort. Druifkruid is vooral te onderscheiden door de geur die aan terpentijn doet denken, en aan de kleine op eikenblad lijkende bladeren. Exemplaren kunnen tot wel maximaal 70 cm hoog worden, maar zijn vaak kleiner, en doen in uiterlijk wat stakerig aan. De groeiplaatsen moeten we vooral zoeken op rivierstranden en andere ruderale, stenige plekken zoals bij spoorwegen.
Druifkruid, Dysphania botrys (L.) Mosyakin & Clemants, is een plant uit de Amarantenfamilie (Amaranthaceae) en hoort tot het geslacht Klierganzenvoet (Dysphania). Vroeger werd de wetenschappelijke naam Chenopodium botrys gebruikt en werd de soort ingedeeld in het geslacht Ganzenvoet (Chenopodium) en in de familie Chenopodiaceae (Ganzenvoetenfamilie).
De bladeren zijn klein (tot maximaal 3 cm), gelobd en lijken wel wat op een eikenblad. Ze staan afwisselend, of verspreid, aan de stengel. Stengel en bladeren zijn dicht bezet met haren, de onderkant van de bladeren vooral met klierharen. Daarmee is Druifkruid een sterk aromatische plant. De geur is aangenaam en doet denken aan terpentijn of peut.
De bloemen staan in dichte kluwens aan de stengel, wat vooral na de bloei erg opvallend is, de kluwens zijn langer dan breed. We vinden bloemen die tweeslachtig (hermafrodiet) zijn, en bestaan uit 5 bloemdekbladen, 5 meeldraden en een bovenstandig éénhokkig vruchtbeginsel, met één stijl en twee stempels. De bloei is van juli tot oktober. Door windbestuiving moet het pollen worden overgebracht, de vruchtzetting vindt plaats in augustus tot september (-oktober). Kenmerkend voor Druifkruid is dat de bloemdekbladen groen blijven en dat deze de vrucht bij rijpheid niet bedekken. De vrucht is een nootje met daarin een bruinzwart zaad van bijna 1 mm doorsnede.
GB_141109, gewijzigd MM_200311
Druifkruid is te vinden op rivierstranden en spoorwegemplacementen, in het algemeen op droge zanderige of stenige bodems. In Nederland zeldzaam, vooral in het gebied van de grote rivieren, in België zeer zeldzaam in het oostelijk deel van Brabant en het Maas-gebied. De plant komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zee gebied en straalt uit naar Zuid-West-Azië en Midden-Europa. Tegenwoordig heeft de soort een groot verspreidingsgebied in Mexico en de USA.
Met de Engelse naam: Jerusalem Oak Goosefoot worden twee zaken met elkaar verbonden. De herkomst van de plant, uit het Middellandse Zee gebied, en de vorm van het blad, lijkend op een miniatuur eikenblad.
Veel planten uit deze familie zijn eetbaar, denk aan Biet (Beta) en aan Brave hendrik (Chenopodium bonus-henricus). Tegenwoordig staat Chenopodium quinoa (Quinoa), al dan niet terecht, volop in de belangstelling als superfood . Bij de oorspronkelijke bewoners van Zuid-Amerika waren zaden van Amarant-soorten in gebruik als bron van meel. N.B. deze bevatten meer eiwit dan de later ingevoerde graansoorten. Let wel op! Een aantal Chenopodium soorten bevatten toxische stoffen als saponinen!
Bij Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora, Wilde planten en hun relaties, vinden we geen vermelding van deze soort.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 302; in deze flora luidt de wetenschappelijke naam Chenopodium botrys. In de nieuwe uitgaven van deze flora luidt de wetenschappelijke naam van Druifkruid Dysphania botrys en is nu ondergebracht in het geslacht Klierganzenvoet of Dysphania; zie Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 511.