Een zeer zeldzaam voorkomende éénjarige en klein blijvende plantensoort is Bleek schildzaad. De sterk behaarde planten hebben smalle, lijnvormige bladeren en trossen met kruisbloemen met bleekgele tot gele kroonbladen die snel ontkleuren. De ronde hauwtjes zijn ook best opvallend door de rand.
Tot de zeldzame soorten in ons land hoort het éénjarige kruid Bleek schildzaad, Alyssum alyssoides (L.) L., uit de Kruisbloemenfamilie of Brassicaceae. De soort staat op kalkhoudende droge zandgrond of op kalkbodems zoals op de bovenranden van mergelgroeves, die bijvoorbeeld in Zuid-Limburg en aangrenzende gebieden zijn aan te treffen.
De planten blijven klein en kunnen tot hooguit zo'n 30 cm hoog worden. Kieming van het zaad treedt op in de herfst en er vormt zich dan een rozet. Ze hebben een weinig uitgebreid wortelstelsel, dat zich kenmerkt door een penwortel die bij voorkeur zo ver mogelijk in de bodem dringt. De op het wortelstelsel op de bodem gevormde rozet overwintert. De stengels die in het voorjaar ontstaan liggen voor een groot deel op de bodem en stijgen na ombuigen op. Het is een sterk vertakkende plant. Het meest opvallend aan de planten is hun sterke beharing, die je ook op de kleine smalle bladeren ziet. Deze lancet- tot lijnvormige bladeren staan verspreid aan de vertakte stengels en hebben een gave rand; wel is de beharing goed te zien.
Aan de opstijgende stengels staan de eindelingse trosvormige bloeiwijzen met daarin veel kleine bloemen. De kroonbladen zijn geel tot lichtgeel maar worden al gauw bleek tot wit van kleur. De kroonbladen zijn klein en meten 2,5 tot 4 mm. De kelkbladen, die behaard zijn, en de verbleekte kroonbladen blijven om de vruchten heen zitten. Deze, het zijn hauwtjes, die rond van vorm zijn en twee zaden bevatten, zijn ook behaard. De hauwtjes zijn om en nabij 4 mm groot. Ze hebben een smalle, maar wel duidelijke rand. De rest van de stijl is vaak nog op het hauwtje te zien.
MM_190515
Areaal en plantengemeenschappen
Bleek schildzaad hoort tot een groep van planten die vooral rond de Middellandse Zee voorkomen. Het areaal van Bleek schildzaad omvat verder de gebieden rond de Zwarte Zee, de Balkan en het midden en oosten van Europa. De enige soort uit het geslacht Schildzaad die als inheems beschouwd kan worden is de hier behandelde Bleek schildzaad. De soort komt nog voor op een aantal plekken in de duinen in Zuid-Holland en in België en is een kensoort van de Kegelsilene-associatie (14Ca3). Het voorkomen van de soort op de bovenrand van kalkgroeves sluit aan bij de groeiplaatsen op droge, kalkrijke en zanderige grond en rotsachtige bodems in de warme delen van Europa. Hij maakt deel uit van de belangrijke optredende soorten in de Associatie van Tengere veldmuur (13Aa1)
Rotstuinen
Schildzaden worden wel gebruikt als borderplanten en soorten voor rotstuinen. Een veel toegepast sierplant in rotstuinen is de verwante meerjarige soort Rotsschildzaad, Alyssum saxatile.
Levenscyslus
Bleek schildzaad kiemt normaal gesproken in de herfst en overwintert als een rozet. Ze moeten wel op het juiste moment water in de vorm van regen krijgen. Dan kunnen ze op de droge plekken waar ze staan bloeien. Als de zomer te wisselvallig is met regenperiodes en droogtes kan de plant daar niet tegen en kan ze zich niet handhaven. Ze kiemt te vroeg, of kan niet op het juiste moment in bloei komen. Dit verklaart ook waarom een noordwestelijke uitloper van het areaal langs de Rijn en de Gelderse IJssel vrijwel verdwenen is. Enkel op een aantal rivierduintjes, waar vaak beton onder blijkt te liggen, kan het nog gevonden worden.
Naam
De vorm van de hauwtjes, een verdikt rond middendeel met een rand er langs, lijkt op een schild. De bloemkleur verbleekt heel snel na het ontluiken. Daarmee is meteen duidelijk waar de Nederlandse naam Bleek schildzaad vandaan komt.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Bleek schildzaad en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 31-32.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 425-426. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 468.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 531.
Schaminée, J., Sýkora, K., Smits, N. en Horsthuis, M., 2010, Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij Veldgids nr 25, pp. 193 en 210.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Alýsum allisoídes