De grote plakkaten vormende, altijd groen blijvende dwergstruiken in onze armere bossen en op heidevelden zijn Blauwe bosbessen, Vaccinium myrtillus. De takken en twijgen zijn kantig en de lichtgroene bladeren zijn fijn gekarteld tot getand en gezaagd. In juni en juli worden de paarsblauwe bessen geoogst en gebruikt voor het maken van jam en bosbessensap.
De altijd meerjarige, groenblijvende, in de winter bladloze dwergstruik met zijn scherpkantige tot smal gevleugelde takken in onze voedselarme bossen, op heidevelden en op vochtige beschaduwde veendijkjes in de hoogvenen is Blauwe bosbes, Vaccinium myrtillus L., uit de Heifamilie, of Ericaceae. Deze bosbessoort komt voor op vochtige tot droge, zure grond.
Door deze altijd groene sterk vertakte takken en twijgen kan de Blauwe bosbes ook in de winter assimileren. De smalle vleugels of lijsten langs de takken en twijgen vergroten het assimilerende oppervlak.
De vlakke, lichtgroene bladeren zijn 1-3 cm groot en zowel van boven als van onderen kaal en van onderen zonder klierpuntjes. Ze zijn eirond of elliptisch, spits tot vrij stomp en de bladrand is fijn gekarteld tot getand en gezaagd.
De knikkende bloemen staan alleen of hooguit met twee in de oksels van de schutbladeren. De kelk is blauwachtig en heeft de vorm van een beker met een zwak gelobde zoom.
Het zijn tweeslachtige bloemen met 8-12 meeldraden en 1 stijl. De urnvormige, vergroeide bloemkroon is tot op de helft ingesneden. Meestal is aan de naar buiten omgerolde lobjes te zien dat het een vijftallige bloem is. Ze is groenachtig tot rood aangelopen van kleur en valt na de bloei af. Het onderstandig vruchtbeginsel met één stijl reikt tot in de opening van de kroon en groeit na bevruchting uit tot een eetbare blauwzwarte bes, waaruit purperkleurig weinig zuur smakend sap komt. De bessen worden gebruikt om er frisdrank en jam van te maken. De bestuiving geschiedt door insecten, bijen en hommels, die met hun kop tegen het stempel op de stijl stoten en vervolgens op zoek naar de nectar onder in de bloem de meeldraden raken. Daarbij dienen de hoorntjes die links en rechts van de helmknoppen zitten als een soort hefboompjes om de helmknoppen te laten opensplijten en het pollen vrij te geven. Dat nemen ze dan mee naar een volgende bloem.
Het areaal, of verspreidingsgebied van Blauwe bosbes omvat Europa, met uitzondering van de meest zuidelijke delen, Klein-Azië en West- en Midden-Siberië. In Nederland en België is de soort algemeen op hogere liefst wat leemhoudende oude zandgronden, zoals we vinden in de Kempen, de Veluwe en Drenthe. Maar ook in de Ardennen treffen we de Blauwe bosbes regelmatig aan.
MM_120616
De in Nederland en België algemeen voorkomende Blauwe bosbes komt verspreid over heel Europa voor, met uitzondering van de allerzuidelijkste gebieden. Het areaal strekt zich verder uit over Klein-Azië en West- en Midden-Siberië. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, beschrijven het voorkomen van Blauwe bosbes in de
18Aa1 Associatie van Hengel en Gladde witbol
20Aa2 Associatie van Struikhei en Bosbes
40Aa1 Dophei-Berkenbroek
41Aa Verbond der Naaldbossen
41Aa3 Kussentjesmos-Dennenbos
42 Klasse der voedselarme Eiken- en Beukenbossen
De takken van de Blauwe bosbes zijn ook in de winter groen en de planten kunnen ook dan door fotosynthese suikers assimileren. Behalve dat de bessen worden verzameld voor menselijke consumptie als jam, sap en dergelijke, worden de bessen ook gegeten door allerlei vogels die op die manier zorg dragen voor de verspreiding van het zaad.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Blauwe bosbes verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 47.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 462. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 561.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 801.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Vaccínium myrtíllus