Tamme kastanje of Castanea sativa, is een boom van 15 tot wel 30 meter met een brede kroon. Het is een boomsoort die een ouderdom van 400 jaar kan bereiken. De stam is gedraaid en heeft een bast vol groeven of spleten. Deze staan voornamelijk verticaal maar bij het ouder worden gaan ze schuin verlopen. Het blad is enkelvoudig en 12-20 cm lang, veel langer dan van verwante soorten als Eik en Beuk. Het is enkelvoudig, lancetvormig en van boven glanzend groen. De rand is regelmatig stekelig getand. De bloei valt in mei en juni. De bloeiwijzen zijn aarvormig, lange scheuten, eerst rechtopstaand later hangend. Bovenaan bevinden zich in groepjes de mannelijke stuifmeelbloemen, onderaan enkele vrouwelijke bloemen. De bloemen zijn dan ook eenslachtig, de boom is eenhuizig, in dit geval staan beide geslachten dicht bijeen. Vooral de typische geur van de mannelijke bloemen is opvallend. De bolster van de vrucht is heel stekelig en het is daarom geen plezier onder een kastanjeboom op je knieën te liggen. De zaden zijn de bekende eetbare kastanjes (ook wel maronen, marrons).
De Tamme kastanje, Castanea sativa Mill., hoort met Beuken en Eiken tot de Napjesdragersfamilie of de Fagaceae. Je vindt de Tamme kastanje in loofbossen, vooral in de heuvelachtige gebieden. Oorspronkelijk komt de Tamme kastanje uit Zuid-Europa. Volgens een lang bestaande legende zouden de Romeinen de soort meegenomen hebben tot ten noorden van de Alpen.
De bladeren van de Tamme kastanje staan verspreid in twee rijen in één vlak aan de takken. Ze zijn enkelvoudig, veernervig, lancetvormig en spits tot toegespitst. De grootste breedte is onder het midden. De rand is toegespitst of scherp getand. Ze zijn leerachtig, dun, van boven glanzend donkergroen, maar van onderen bleekgroen. De schors van de tot 30 m hoge bomen vertoont lengtegroeven die op scheuren lijken.
De bloeiwijzen zijn katjesdragende rechtopstaande, lange scheuten dicht bezet met toefjes mannelijke bloemetjes met witte meeldraden, die een zoetig weeïge geur verspreiden. Ze staan rechtop in de oksels van de bladeren. De vrouwelijke bloemen vormen onder in deze rechtopstaande scheuten een of twee kluwens binnen een napje. Tijdens de bloei gaan de bloeiwijzen steeds meer hangen. De napjes groeien na kruisbestuiving uit tot een stekelige bolster, waarbij de twee of drie vruchtbeginsels zich ontwikkelen tot een noot, de bekende eetbare kastanjes. De Tamme kastanje produceert ontzettend veel pollen en nectar. Pollen en nectar worden veel verzameld door bijen, kevers en vliegen. In juni als de boom bloeit is hij van veel belang voor nectar en pollen verzamelende bijen. Maar de productie van pollen is zo groot dat de helmknoppen ook heel veel pollen aan de lucht afgeven en in dat opzicht is de Tamme kastanje ook als windbestuiver te betitelen. Voor diegenen die gevoelig zijn voor het licht allergene pollen van de Tamme kastanje is hij een van de soorten die bijdragen aan het optreden van hooikoortsachtige verschijnselen in de maand juni.
Tamme kastanjes worden ook wel aangeplant in parken en tuinen. Doordat de kastanjes in de late herfst graag verzameld worden proberen beheerders van natuurgebieden de Tamme kastanje wat in te tomen en te beperken tot gemakkelijk toegankelijke plekken. Door de bossen lopende verzamelaars vertrappen en vernielen namelijk nogal wat andere plantensoorten.
Opmerkelijk is dat het strooisel van de Tamme kastanje veel beter verteert dan dat van de nauw verwante Beuk en Eik.
MMGB_130422
Laatste wijziging 130730
Vrij algemeen op in de hogere gebieden van Nederland, veel minder in op veen of zware kleigronden. In België een algemene tot vrij algemene boomsoort. In Europa, in zijn oorspronkelijke leefgebied, dat is heel Zuid-Europa, Turkije, Kaukasus. In andere gebieden al sinds lang ingeburgerd, of aangeplant.
In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland wordt Tamme kastanje genoemd als kensoort de volgende plantengemeenschappen
42Aa Zomereiken-verbond
42Aa1 Berken-Eikenbos,
42Aa2 Beuken-Eikenbos
42Aa3 Bochtige smele-Beukenbos
De bolster van de Tamme kastanje is van die van de Paardenkastanje (niet verwant!) te onderscheiden door de veel dichter ingeplante en dunnere stekels. Bij Paardenkastanje ontwikkelt zich maar één vrij ronde noot (soms zijn het er twee), bij Tamme kastanje meestal 2 of 3, deze zijn duidelijk toegespitst en dragen een zilverachtige top, dt zijn de resten van de stijl.
Het is niet duidelijk of pas met de Romeinen de kastanje in onze streken is ingevoerd, er zijn aanwijzingen dat al tijdens de Late IJzertijd (ca. 200 v. Chr.) Castanea sativa in onze streken aanwezig was.
Meer informatie over Tamme kastanje is te vinden bij Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 103.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 103. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 403.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 136.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Castánea satíva