Bonte gele dovenetel is een subspecies danwel een cultivar van de Gele dovenetel die opvalt door de zilverkleurig-witte vlekken op de bladeren. De gele bloemen staan in schijnkransen, produceren veel nectar en zijn daardoor belangrijke drachtbloemen. Voor de determinatievideo verwijzen we naar de video op het plantenpaspoort van de Gele dovenetel.
Bonte gele dovenetel, Lamiastrum galeobdolon (subsp. argentatum of cv. Florentinum) hoort tot de Lipbloemenfamilie of Lamiacaeae. Opvallend aan de onderlip van de gele bloemen is dat deze is opgedeeld in drie vrijwel gelijke spitse slippen. Bij de andere Dovenetels vind je slechts kleine zijslippen die in een tand eindigen. De gele bloemkroon heeft op de onderlip vaak wat bruine vlekken en de kroonbuis is enigszins gekromd. Bij deze vaak verwilderde ondersoort wordt de stengel bovenaan afgesloten door een schijnkrans met bloemen. Ze bloeien van april tot juni. De zaden, het zijn nootjes, hebben een zogenaamd mierenbroodje. Hetgeen ze aantrekkelijk maakt voor mieren, die de nootjes vervolgens naar hun nest willen verslepen en zo bijdragen aan de verspreiding.
De bladeren van Bonte gele dovenetel vallen op en vertonen grote zilverkleurig-witte vlekken, waaraan deze ondersoort of cultivar zijn Nederlandse naam ontleent. De onderste zijn lang gesteeld, rondachtig tot langwerpig en dubbel gekarteld; de bovenste kort gesteeld of zittend eirond tot langwerpig, spits van vorm en de rand is gekarteld tot gezaagd.
De 20 tot 60 cm hoge planten hebben holle, vierkante stengels en zijn behaard, ook boven op de bovenlip van de bloemen, die meestal met 2 - 8 exemplaren in een schijnkrans staan.
De soort vormt door zijn uitlopers soms behoorlijk grote matten in de loofbossen en het hakhout waar ze voorkomen. Ze komt vooral voor op vochtige bodem en is vrij algemeen in Zuid-Limburg, zeldzaam in de rest van Limburg, Brabant, Gelderland en kleine delen van Zeeuw-Vlaanderen. Verder is ze zeldzaam.
Bonte gele dovenetel wordt veel als tuinplant en Stinzenplant aangetroffen vanwege de opvallende zilverkleurig-witte tekening op de bladeren.
MM_240411
Bonte gele dovenetel komt in heel Midden-Europa van Zuid-Italië tot in Zuid-Zweden en van Noord-Engeland tot in Midden-Rusland en de Kaukasus. Natuurlijke standplaatsen in Nederland zijn beperkt tot de heuvelrug bij Nijmegen en Zuid-Limburg. Ook in de daarbij aansluitende gebieden in België is de soort van nature aanwezig. De soort is vaak verwilderd doordat hij met tuinafval in de natuur terecht komt.
De Sachembij, een van de vroegst in het jaar vliegende bij, is vaak op bloemen van de Dovenetels te vinden omdat ze behoorlijk veel nectar produceren en daardoor voor deze bijen belangrijke drachtbloemen zijn. Daarnaast zijn de bloemen ook geliefd bij Hommels en andere bijen, omdat Dovenetels al heel vroeg bloeiend te vinden zijn.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Gele dovenetel verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 159.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 504. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 613.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 921.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Lamiástrum galeóbdolon argentátum (of cv. Floréntinum).