Door zijn viltige uiterlijk is de Bleekgele droogbloem te herkennen. Het is een pioniersoort die aan de top van de onvertakte stengels kluwens van hoofdjes heeft staan met oranje kleurige buisbloemen. De bloeiwijze is wel vertakt maar heeft geen bladeren tussen de kluwens staan. Aan de stengels staan verspreide bladeren en op de penwortel op het maaiveld vind je een rozet met spatelvormige bladeren.
Tot de Composieten, of Asteraceae, met een witviltige beharing over zowel stengels en vaak ook de hele bladeren horen naast de Viltkruiden ook de Droogbloemen. Beide geslachten lijken behoorlijk veel op elkaar. Hier stellen we een pionier voor die als één- tot tweejarige soort vooral te vinden is in duinvalleien. Het is de Bleekgele droogbloem, Gnaphalium luteo-album L..
De planten ontwikkelen een penwortel en op deze penwortel ontstaat een rechtopstaande stengel. Soms ontstaan uit de wortel ook zijdelingse vertakkingen, maar noch de hoofdstengel, noch deze zijvertakkingen kennen over hun lengte vertakkingen. Alleen in de bloeiwijze aan hun top treedt vertakking op.
Op het maaiveld direct boven de penwortel ontstaat een rozet die bestaat uit spatelvormige bladeren. Aan de hoofdstengel en de eventueel ontstane nevenstengels zitten de lancetvormige bladeren verspreid met een halfstengelomvattende voet. Een bladsteel ontbreekt en de rand van het blad loopt nog een klein stukje door als lijsten langs de stengel. De rand van de bladeren is gaaf. De hele plant is witviltig behaard en lijkt daardoor sterk op de Viltkruiden.
In de vertakte bloeiwijzen staat een aantal kluwens van hoofdjes, maar je vindt er geen bladeren omheen, zoals dat wel bij de Moerasdroogbloem het geval is. Er zijn stengels zonder bloeiwijzen, zoals we die wel vinden bij de meerjarige Bosdroogbloem. De hoofdjes zijn niet vijfkantig, zoals we dat bij de Viltkruiden vinden, maar bolvormig. En wat ook een handig kenmerk is, is dat de buitenste omwindselbladen aan de buitenkant kaal zijn. Gebruik een loep om dit te zien. De randstandige bloemen in het hoofdje staan niet in de oksel van een omwindselblad zoals we dat ook bij de Viltkruiden kunnen zien. Alleen in het midden van een hoofdje vind je tweeslachtige buisbloemen met stempels en vergroeide meeldraden. De andere buisbloemen zijn duidelijk dunner en hebben alleen een stempel. Ze zijn dus alleen functioneel vrouwelijk. De kroon van de bloemen is geelrood tot oranje en de omwindselbladen zijn geelachtig wit.
Het pappus blijft aan de uitgerijpte nootjes en speelt een rol bij hun verspreiding door de wind.
MM_150908
Het areaal of verspreidingsgebied van de Bleekgele droogbloem omvat Europa en bereikt in noordelijke richting het midden van Engeland en het zuiden van Scandinavië. Ook horen het zuidwesten en zuiden van Azië tot het areaal, benevens delen van Afrika. Ook is de soort ingevoerd in Noord-Amerika.
Bleekgele droogbloem wordt in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, beschreven als kensoort van de
27Aa2 - Associatie van Strandduizendguldenkruid en Krielparnassia
Daarnaast is de soort ook aangetroffen in een reeks van andere plantengemeenschappen, die hieronder worden weergegeven
09Aa1 - Associatie van Drienervige en Zwarte zegge
12Aa3 - Associatie van Vetmuur en Zilvermos
12Ba3 - Associatie van Aardbeiklaver en Fioringras
26Ab1 - Associatie van Stomp kweldergras
26Ab2 - Associatie van Blauw kweldergras
28Aa1 - Draadgentiaan-associatie
28Aa2 - Associatie van Borstelbies en Moerasmuur
28Aa4 - Grondster-associatie
29Aa1 - Associatie van Waterpeper en Tandzaad
29Aa2 - Associatie van Goudzuring en Moerasandijvie
29Aa3 - Associatie van Ganzevoet en Beklierde duizendknoop
29Aa4 - Slijkgroen-associatie
34Aa1 - Wilgeroosjes-associatie
38Aa3 - Bittere veldkers-ooibos
De Bleekgele droogbloem is te vinden op opgespoten terreinen, maar kan soms jarenlang niet gevonden worden en dan ineens verschijnt de soort weer. Ook op ingepolderde verzoetende bodems kun je de soort vinden, er zijn dan soms nog restanten van de meer aan zout gebonden begroeiing te vinden die daar eerder ingeburgerd was.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van de Bleekgele droogbloem, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 49
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 596-597. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 708-709.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Gnaphálium lúteo-álbum.