In waterrijk Nederland zijn er volop water- en moerasplanten te vinden. In het water van sloten, kanalen, beekjes en vaarten zijn dan ook talloze soorten van onder andere Kroos (neem bijvoorbeeld Klein kroos (Lemna minor)) of Fonteinkruiden (Potamogeton) te vinden.
Deze vaak (deels) drijvende soorten hebben een echte waterkolom nodig. Sommige water- en oeversoorten hebben echter niet veel water nodig om te kunnen groeien. Soms zijn trapgaten van vee in natte weilanden al genoeg. De pootafdrukken lopen tijdelijk vol met water om snel weer op te drogen. Toch is dit genoeg voor enkele soorten om te kunnen groeien. Denk maar aan Penningkruid (Lysimachia nummuralia) of bijvoorbeeld de hier afgebeelde Klimopwaterranonkel (Ranunculus hederaceus). De Waterranonkels danken hun naam aan de kikker.
Het Griekse woord voor kikker, rana, staat aan de basis van het geslacht Ranunculus waaronder ook Boterbloemen vallen. De opvallende bloemen zijn vaak te vinden in vochtige weilanden, waar de kikkers tussen het gras zitten. En in de volgelopen trapgaten dus de Klimopwaterranonkel met kleine witte bloempjes en de bladen die erg op die van Klimop (Hedera helix) lijken.
Tekst en foto door Nils van Rooijen, 15 juni 2017, © Flora van Nederland